donderdag 30 mei 2013

Vandaag weer lekker “genordiekt”.

Anita en ik wonen al zo lang in Frankrijk, dat we ongemerkt gewoonten hebben overgenomen. Ook dingen die wij ooit belachelijk vonden. Bijvoorbeeld de bijna manische Franse behoefte om woorden uit een “vreemde” taal te vertalen of aan te passen aan hun moederstaal.
Nu zijn wij, bijna fanatiek, lid van een Nordic walking club. Pogingen van onze Franse clubvrienden om dat redelijk uit te spreken zijn fataal mislukt. Een ex lerares Frans scoorde het best, zij wist een soort “Noordiek-eh Wokien” te formuleren. Door het (vreemde) talenprobleem bij de clubleden, houdt de club het simpel en Nordic walking blijft, “faire la Marche Nordique” (fer la Mars Nordiek).

“Nou, ze zijn weer gelukkig hoor”, zeg ik tegen Anita, “ze hebben er weer hun eigen Franse draai aan gegeven”. Op dat moment realiseren wij ons dat Nederlanders, in tegenstelling tot de Fransen, vaak uitheemse termen, vooral Engelse, klakkeloos overnemen. Dat moet afgelopen zijn, vinden wij.
Daarom hebben wij, in een klierige bui, voor de activiteit “Nordic walking” een nieuw Nederlands werkwoord bedacht. Als het aan ons ligt is “Nordic walking” voortaan, Nordieken, ik nordiek, jij nordiekt, wij nordieken, enz.. 
“Maar, Jan, die Fransen kunnen er ook wat van hè, met, “faire la marche Nordique”. Dat kan natuurlijk ook veel beter en eenvoudiger”, meent Anita. Goed, maken we ook een nieuw werkwoord voor. Wat dacht je van, Nordiquer. Dus, je nordique, tu nordique, nous nordiquons, etc.. Anita vindt, dat ik dat, als geintje, bij de club moet introduceren. Deze middag, tijdens het Nordieken, doet zich een goede gelegenheid voor.

Wij zijn aan het afdalen, komt er een vrouwtje naast me lopen. Zij vertelt mij dat dit haar eerste mars is. Nieuwsgierig als alle vrouwen, wil ze weten of ik al lang aan Nordic walking doe. Op z’n Frans klinkt dat ongeveer zo, “voe fet la mars nordiek lontam”? Nee, ik nordique. “Ja, dat bedoel ik”, zegt ze, “la marche nordique”. Ik schud ontkennend mijn hoofd en zeg nog een keer dat ik nordiek. Ze kijkt mij vertwijfelt aan en je ziet haar denken, “sjesus, die is dom”. Met een uitgestreken gezicht leg ik haar uit dat de juiste term voor, “faire la marche nordique”, nu Nordiquer (Nordiké) is. “Ha, ha, nou, dat is nieuw”, roept ze, “daar geloof ik niks van”. Een ex gemeentesecretaris met een aangeboren pokerface en die altijd wel in is voor een geintje, schiet mij te hulp. “Maar heb je die discussie op de tv dan niet gevolgd”, vraagt hij haar. Ook anderen gaan zich er mee bemoeien, nog meer grappen en grollen, lachen en dan is "Nordiquer" is unaniem geaccepteerd als nieuw Frans werkwoord.
Bernard, de guitigste van de groep, maakt daar gelijk een rijmpje op.

On n’est pas cons.
Nous Nordiquons.
On marche avec des bâtons.
Les bâtons qui piquent.
Ca c’est la marche Nordique.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten