Dan schalt er plotseling, “mensen even stilte!” Het is gelijk doodstil, zelfs het blaadje dat van de boom valt, maakt geen geluid.
De “schaller”, is een grote vent in safaripak met kniebroek en een woestijnkepi op zijn kop. Een oud en gedecoreerd strijder, die ooit, als sergeant, bij het vreemdelingenlegioen in dienst was. Hij neemt het woord en legt uit, dat hij de groep vandaag zal leiden en dus de Gids zal zijn en welke personen hem gaan assisteren. Het leiderstrio hijst zich in een geel fluoriserend hesje, de rest van de groep hangt een rugzakje of een heuptas om. Dan galmt er, “on y va!”
De groep marcheert achter de grote leider aan het dorp uit, richting gelukszalige wouden. Af en toe moet de groep een weg oversteken of een stukje lopen langs een weg, waar geen voetpad is. Geen probleem, de legionair waakt als een herder over zijn kudde. Hij hoort en ziet alles. Komt er onverhoeds een auto opduiken, dan brult hij, “voiture!” Zonder nadenken springt dan de hele kudde de berm in. Ondanks zijn autoritaire uitstraling is het een bijzonder aardige man en hij heeft nog gevoel voor humor ook. Op een keer brulde hij een onbekend commando, “formulun!” (formule 1). Toen de wandelaars, geschrokken, omkeken zagen ze zo’n “rijbewijsloos pruttelbakkie” aan komen. Op het moment dat het pseudo autootje met een bloedsnelheid van bijna 30 km/h voorbij stoof, vlagde hij haar af met zijn stafkaart.
De groep komt weer in een dichter stuk bos met duidelijk oudere bomen. Bij iedere slag met de stok hoor je dingen vallen uit de bomen. Iemand kijkt om zegt, grappend, tegen de marcheur achter hem, “ik verwacht steeds een kokosnoot op mijn tête te krijgen, volgende keer zet ik mijn fietshelm op.” Die uitspraak illustreert nu precies de sfeer waarin deze mars zich afspeelt. Als je ziet hoe behoedzaam de randoneurs zich voort bewegen, dan is het klip en klaar dat hier sprake is van een jungle expeditie. Er kan ieder moment een verschrikkelijk verscheurend dier uit de bush-bush springen. Je voelt de spanning in de groep.
De spanning stijgt naar een hoogtepunt als een ratelend geluid aanzwelt. Het volume neemt oorverdovend toe en is nu vlak boven de expeditie. Angstig kijkt men naar boven om te ontdekken waar het geluid nu precies vandaan komt. Een helicopter, schreeuwt er een en wijst, daar, daar! Dan neemt de herrie weer af en begint iedereen opgelucht en ontspannen te lachen, ach het is maar een helicopter, ha, ha. Nog geen minuut later weer dat lawaai, maar nu geen angst, iemand roept zelfs, “daar heb je die wentelteef weer!”
Op het moment dat de expeditie weer door een tra trekt, komt de helicopter weer een keer over. Nu zo laag dat hij bijna de boomkruinen raakt en je de piloot goed kunt zien zitten. Er wordt driftig gespeculeerd naar de reden, waarom de helicopter zo laag over de bomen heen en weer vliegt. “Op zoek naar een voortvluchtige gevangene,” schijnt de meest plausibele en acceptabele verklaring te zijn.
Tijdens een sanitaire stop, komt die brandstofverslindende libel voor de vierde keer over, nu voelen de vrouwtjes zich een beetje ongemakkelijk. De meeste van hen, zijn van origine meisjes uit Parijs en brengen hier in de Marais, hun “tweede jeugd” door. Zij lijken allen af te stammen van een klein blijvend, slank ras met een uitgesproken voorkeur voor mode, hoge hakjes en sieraden. Kakelend gooien zij hun ongenoegen in de groep. Een van hen, de meest modieuze parisiene, met altijd een zeer apart schipperspetje op haar exclusief gecoiffeerde kapsel, neemt het woord. Zij zegt op hoge toon, “die piloot vliegt zo ontzettend laag, dat hij de “meisjes” kan zien zitten plassen! Wat is dit voor idioterie! De Gids die alles heeft staan observeren, trekt met een theatraal gebaar zijn GSM van zijn oor en zegt, “bizar, echt bizar.” Het vrouwelijke voetvolk, nu hypernieuwsgierig, roept in koor, “wat, wat nou, bizar, vertel!”
Hij aarzelt en kijkt bedenkelijk.
“Oké,” zegt de grote leider dan. Ik heb net een oud collega van de Gendarmerie gesproken en het schijnt dat die helicopter, op de Heliport hier een paar kilometer vandaan, is gekaapt. Hoezo, gekaapt en wie heeft hem dan gekaapt?
Nou, volgens de Gendarme schijnt het een warme bakker te zijn.
Een warme bakker, ja, hoor, nog effe!
Nee, serieus, laat me nu even uitpraten, dan zal het jullie duidelijk worden. Die warme bakker is een helicopterfreek. Hij komt dagelijks met een transportfiets brood brengen naar de kantine. Soms zitten daar ook piloten. Zo gauw als hij die ziet, valt hij ze lastig met geteem van mag ik een keer mee en soms zit hij al in de cockpit. Een paar personeelsleden zijn ooit gevoelig geweest voor de ambities van de bakker en hebben hem een keer meegenomen met alle gevolgen van dien. Kortom dat warme bakkertje laat niet af en daar op Heliport zijn ze hem nu meer spuug dan zat. Vandaag had de warme bakker weer een van zijn vervelende buien en een nieuwe mecano wordt door zijn collega’s geofferd.
Zij geven de nieuwe mec de opdracht een toestel warm te laten draaien om het een en ander te checken. Bakkertje loopt met hem mee, de mec kijkt naar zijn collega’s en die knikken, “het is goed.” Gefrustreert van al die vragen en het “tig” keer uitleggen van het hoe en waarom, stopt mecano na een kwartier de motor. Hij en de bakker stappen uit en gaan terug naar de kantine.
Als het warmebakkertje bij de kantine aankomt, ziet hij dat zijn fiets weg is. “Waar is mijn brood, waar is mijn fiets,” gilt hij. Daar is iemand mee weggereden, we hebben geprobeerd om hem te stoppen, maar hij was te snel, hij is die kant …… De rest hoort de bakker niet eens meer, hij stuift in galop naar de helicopter en springt erin. “He, jongens, we moeten hem tegenhouden voor hij rare dingen gaat doen,” zegt er een. “Ben je gek,” zeggen de anderen, “hij krijgt dat ding toch niet van de grond.” Ze zijn nog niet uit gesproken, of de heli start. Met z’n allen rennen ze nu naar de reeds wentelende libel, te laat. Nog voordat iemand ook maar iets heeft kunnen verhinderen, zit de warme bakker in de lucht. Hij gaat op jacht naar zijn brood!
Bij het manvolk is twijfel te bespeuren, het zou tenslotte best kunnen, want er zijn gekken genoeg. Uit de reacties van de dames blijkt dat zij het verhaal, zonder condities, slikken. Zij roepen door elkaar, “typisch iets voor macho’s, zulke flauwe, maar gevaarlijke grappen. Zie je wat er van komt. Hoe, nou als hij neer stort? Heeft hij wel genoeg benzine? Kan hij wel landen met dat ding?”
De rest van de tocht komt de helicopter niet meer terug. Gelukkig maar, want de angst zit er zichtbaar in. Als bij de volgende drink- en plaspauze, de Gids weer zogenaamd een telefoontje krijgt. Vliegt het vrouwengilde hem bijna om de nek. Hij maant ze tot kalmte en vertelt. “Er is geen gevaar meer, de warme bakker is veilig geland en heeft zijn fiets met al zijn stokbroden, waarvan slechts één aangevreten, terug. De bakker laat via de Gendarmerie weten heel blij te zijn alles weer terug te hebben. Dat hij heeft genoten van zijn vlucht en hij bedankt in het bijzonder de “meisjes,” die zo bereidwillig waren om in het veld in plashouding te poseren. “Vuile rotzak,” schreeuwen zij hem toe, “je hebt ons de stuipen op het lijf gejaagd!” “Naarling, wij lopen nooit meer met jou!” Ze belagen hem met z’n allen, de rugzakjes van Reebock, Nike, Le Coq Sportif en Yves Rocher, vliegen hem om de oren.
De legionair is overeind gebleven en heeft uiteindelijk ook deze aanslag overleeft, maar wat kunnen die kleine, tengere feministjes fel zijn.
Terug op de parkeerplaats heerst er alweer een vrolijke en jolige stemming. Er klinkt veel gelach, maar voor de “meidjes” vertrekken, roepen ze toch nog een keer dreigend, “dat flik je ons niet meer hè!”
“A bientôt,” wenst de Gids hen.