woensdag 28 september 2011

Hoe spannend kan een wandeling zijn.

Een colonne auto’s komt het dorp binnen rijden en verdwijnt achter de kerk. Daar, op de grote en enige parkeerplaats in het dorp, worden de auto’s netjes naast elkaar gezet. Passagiers en chauffeurs stappen uit. Het is een bont uitgedost gezelschap en zo te zien zijn het allemaal pensionado’s. De mannen zijn overwegend opgetuigd in sport-,vrijetijds- of camouflagekleding. Hun schoeisel varieerd van sportschoen tot met staal gewapende plofbotters. De dames gaan eleganter gekleed. Voor hen geen camouflagekleuren. Nee, frisse en zachte tinten, sportieve of elegante petten en hoedjes. Ook hun schoeisel valt erg op. Veel dames dragen witte sportschoenen voorzien van, reflectoren en glitters. De groep is groot, minstens veertig personen en dat brengt in zo’n klein dorp nogal wat rumoer. Zij maken met hun gekwek, gekakel en het dichtslaan van portieren en kofferkleppen, zoveel lawaai, dat je een trekker die voorbij komt, niet eens kunt horen.
Dan schalt er plotseling, “mensen even stilte!” Het is gelijk doodstil, zelfs het blaadje dat van de boom valt, maakt geen geluid. 

De “schaller”, is een grote vent in safaripak met kniebroek en een woestijnkepi op zijn kop. Een oud en gedecoreerd strijder, die ooit, als sergeant, bij het vreemdelingenlegioen in dienst was. Hij neemt het woord en legt uit, dat hij de groep vandaag zal leiden en dus de Gids zal zijn en welke personen hem gaan assisteren. Het leiderstrio hijst zich in een geel fluoriserend hesje, de rest van de groep hangt een rugzakje of een heuptas om. Dan galmt er, “on y va!” 

De groep marcheert achter de grote leider aan het dorp uit, richting gelukszalige wouden. Af en toe moet de groep een weg oversteken of een stukje lopen langs een weg, waar geen voetpad is. Geen probleem, de legionair waakt als een herder over zijn kudde. Hij hoort en ziet alles. Komt er onverhoeds een auto opduiken, dan brult hij, “voiture!” Zonder nadenken springt dan de hele kudde de berm in. Ondanks zijn autoritaire uitstraling is het een bijzonder aardige man en hij heeft nog gevoel voor humor ook. Op een keer brulde hij een onbekend commando, “formulun!” (formule 1). Toen de wandelaars, geschrokken, omkeken zagen ze zo’n “rijbewijsloos pruttelbakkie” aan komen. Op het moment dat het pseudo autootje met een bloedsnelheid van bijna 30 km/h voorbij stoof, vlagde hij haar af met zijn stafkaart. 

Ook in het bos behoedt de Gids zijn discipelen voor ongemakken. Het komt regelmatig voor dat bospaden bijna dicht zijn gegroeid met meters hoog onkruid. Met zijn onafschijdelijke stok gaat hij dat onkruid te lijf, om de groep zonder blessures door het bos te loodsen. Vooral de distels, brandnetels en uitlopers van bramenstruiken genieten zijn voorkeur. Met hem voorop, waan je je soms echt in de jungle. Zijn stok hanteert hij als een zwaard. Hij zwaait en hakt geroutineerd met dat ding. Het resultaat is verbluffend, distels, brandnetels gaan plat en de uitlopers van de bramenstruiken verdwijnen tussen de takken van de bomen. De groep loopt nu door een tra met wel een meter hoog onkruid en de legionair gaat er met het enthousiasme van een bosmaaier doorheen. Dat ontlokt bij een van de marcheurs de kreet, “Allez, met de klewang door de allang-allang!” 

 De groep komt weer in een dichter stuk bos met duidelijk oudere bomen. Bij iedere slag met de stok hoor je dingen vallen uit de bomen. Iemand kijkt om zegt, grappend, tegen de marcheur achter hem, “ik verwacht steeds een kokosnoot op mijn tête te krijgen, volgende keer zet ik mijn fietshelm op.” Die uitspraak illustreert nu precies de sfeer waarin deze mars zich afspeelt. Als je ziet hoe behoedzaam de randoneurs zich voort bewegen, dan is het klip en klaar dat hier sprake is van een jungle expeditie. Er kan ieder moment een verschrikkelijk verscheurend dier uit de bush-bush springen. Je voelt de spanning in de groep. 

De spanning stijgt naar een hoogtepunt als een ratelend geluid aanzwelt. Het volume neemt oorverdovend toe en is nu vlak boven de expeditie. Angstig kijkt men naar boven om te ontdekken waar het geluid nu precies vandaan komt. Een helicopter, schreeuwt er een en wijst, daar, daar! Dan neemt de herrie weer af en begint iedereen opgelucht en ontspannen te lachen, ach het is maar een helicopter, ha, ha. Nog geen minuut later weer dat lawaai, maar nu geen angst, iemand roept zelfs, “daar heb je die wentelteef weer!”

Op het moment dat de expeditie weer door een tra trekt, komt de helicopter weer een keer over. Nu zo laag dat hij bijna de boomkruinen raakt en je de piloot goed kunt zien zitten. Er wordt driftig gespeculeerd naar de reden, waarom de helicopter zo laag over de bomen heen en weer vliegt. “Op zoek naar een voortvluchtige gevangene,” schijnt de meest plausibele en acceptabele verklaring te zijn.

Tijdens een sanitaire stop, komt die brandstofverslindende libel voor de vierde keer over, nu voelen de vrouwtjes zich een beetje ongemakkelijk. De meeste van hen, zijn van origine meisjes uit Parijs en brengen hier in de Marais, hun “tweede jeugd” door. Zij lijken allen af te stammen van een klein blijvend, slank ras met een uitgesproken voorkeur voor mode, hoge hakjes en sieraden. Kakelend gooien zij hun ongenoegen in de groep. Een van hen, de meest modieuze parisiene, met altijd een zeer apart schipperspetje op haar exclusief gecoiffeerde kapsel, neemt het woord. Zij zegt op hoge toon, “die piloot vliegt zo ontzettend laag, dat hij de “meisjes” kan zien zitten plassen! Wat is dit voor idioterie! De Gids die alles heeft staan observeren, trekt met een theatraal gebaar zijn GSM van zijn oor en zegt, “bizar, echt bizar.” Het vrouwelijke voetvolk, nu hypernieuwsgierig, roept in koor, “wat, wat nou, bizar, vertel!”
Hij aarzelt en kijkt bedenkelijk. 

“Oké,” zegt de grote leider dan. Ik heb net een oud collega van de Gendarmerie gesproken en het schijnt dat die helicopter, op de Heliport hier een paar kilometer vandaan, is gekaapt. Hoezo, gekaapt en wie heeft hem dan gekaapt?
Nou, volgens de Gendarme schijnt het een warme bakker te zijn.
Een warme bakker, ja, hoor, nog effe!

Nee, serieus, laat me nu even uitpraten, dan zal het jullie duidelijk worden. Die warme bakker is een helicopterfreek. Hij komt dagelijks met een transportfiets brood brengen naar de kantine. Soms zitten daar ook piloten. Zo gauw als hij die ziet, valt hij ze lastig met geteem van mag ik een keer mee en soms zit hij al in de cockpit. Een paar personeelsleden zijn ooit gevoelig geweest voor de ambities van de bakker en hebben hem een keer meegenomen met alle gevolgen van dien. Kortom dat warme bakkertje laat niet af en daar op Heliport  zijn ze hem nu meer spuug dan zat. Vandaag had de warme bakker weer een van zijn vervelende buien en een nieuwe mecano wordt door zijn collega’s geofferd.

Zij geven de nieuwe mec de opdracht een toestel warm te laten draaien om het een en ander te checken. Bakkertje loopt met hem mee, de mec kijkt naar zijn collega’s en die knikken, “het is goed.” Gefrustreert van al die vragen en het “tig” keer uitleggen van het hoe en waarom, stopt mecano na een kwartier de motor. Hij en de bakker stappen uit en gaan terug naar de kantine.

Als het warmebakkertje bij de kantine aankomt, ziet hij dat zijn fiets weg is. “Waar is mijn brood, waar is mijn fiets,” gilt hij. Daar is iemand mee weggereden, we hebben geprobeerd om hem te stoppen, maar hij was te snel, hij is die kant ……  De rest hoort de bakker niet eens meer, hij stuift in galop naar de helicopter en springt erin. “He, jongens, we moeten hem tegenhouden voor hij rare dingen gaat doen,” zegt er een. “Ben je gek,” zeggen de anderen, “hij krijgt dat ding toch niet van de grond.” Ze zijn nog niet uit gesproken, of de heli start. Met z’n allen rennen ze nu naar de reeds wentelende libel, te laat. Nog voordat iemand ook maar iets heeft kunnen verhinderen, zit de warme bakker in de lucht. Hij gaat op jacht naar zijn brood!

Bij het manvolk is twijfel te bespeuren, het zou tenslotte best kunnen, want er zijn gekken genoeg. Uit de reacties van de dames blijkt dat zij het verhaal, zonder condities, slikken. Zij roepen door elkaar, “typisch iets voor macho’s, zulke flauwe, maar gevaarlijke grappen. Zie je wat er van komt. Hoe, nou als hij neer stort? Heeft hij wel genoeg benzine? Kan hij wel landen met dat ding?” 

De rest van de tocht komt de helicopter niet meer terug. Gelukkig maar, want de angst zit er zichtbaar in. Als bij de volgende drink- en plaspauze, de Gids weer zogenaamd een telefoontje krijgt. Vliegt het vrouwengilde hem bijna om de nek. Hij maant ze tot kalmte en vertelt. “Er is geen gevaar meer, de warme bakker is veilig geland en heeft zijn fiets met al zijn stokbroden, waarvan slechts één aangevreten, terug. De bakker laat via de Gendarmerie weten heel blij te zijn alles weer terug te hebben. Dat hij heeft genoten van zijn vlucht en hij bedankt in het bijzonder de “meisjes,” die zo bereidwillig waren om in het veld in plashouding te poseren. “Vuile rotzak,” schreeuwen zij hem toe, “je hebt ons de stuipen op het lijf gejaagd!” “Naarling, wij lopen nooit meer met jou!” Ze belagen hem met z’n allen, de rugzakjes van Reebock, Nike, Le Coq Sportif en Yves Rocher, vliegen hem om de oren. 

De legionair is overeind gebleven en heeft uiteindelijk ook deze aanslag overleeft, maar wat kunnen die kleine, tengere feministjes fel zijn.  

Terug op de parkeerplaats heerst er alweer een vrolijke en jolige stemming. Er klinkt veel gelach, maar voor de “meidjes” vertrekken, roepen ze toch nog een keer dreigend, “dat flik je ons niet meer hè!” 

“A bientôt,” wenst de Gids hen.


zaterdag 24 september 2011

Spaanse cultuur in de Marais

Ons dorp heeft een jumelage met een even piepklein dorpje in de buurt van Salamanca in Spanje. Ieder jaar vinden er wat vriendschappelijke en culturele uitwisselingen plaats. Vorig jaar heeft een groep zakkenblazers van hier een doedelzak concert gegeven in Spanje.
Nu bivakeert hier een Spaanse zang- en gitaargroep, die,  “voor zij weer naar Spanje rijdt,” dit weekend een aantal concerten geeft.

Omdat vanmiddag deze serie concerten wordt afgesloten, is er ook een flamenco danseres uitgenodigd. Zij komt niet uit Spanje en is ook geen Spaanse. Nee, het is een nicht van de dorpsdokter. Ze heeft ooit dans en muziek gestudeerd in Parijs en is nu professor Spaanse muziek en dans aan een conservatorium.  Na afloop is er voor  het publiek een buffet waar je tapas kunt proeven en een glaasje sangria kunt drinken. Geloof het of niet, maar alles is gratis, muziek, dans, eten en drinken voor nul euro.

Het slotfestijn begint om drie uur ’s middags en de eterij en tapperij sluit om zes uur, want dan is voor de meesten weer “mellekerstaid.” Om drie uur druppelen de eerste mensen het museum binnen. Museum is eigenlijk een groot woord. Het is meer een expositiezaal ter grote van twee gemiddelde huiskamers. Tussen de expositiewanden is een klein podium gecreerd. Daarvoor, in de vorm van een halve maan staan welgeteld vijfentwintig zitplaatsen. Voor de zitplaatsen zijn wat kussens neergelegd die de dansvloer aardig decimeren. Dat gaat dus Flamenco op de vierkante decimeter worden.

De gitaristen komen binnen en nemen plaats. Dan arriveert señora “Carmen”, prachtig, je zou zweren dat het een echte Spaanse is. Zij stelt de muzikanten en zichzelf voor, applaus en het spektakel begint. Het bruist, er zit tempo in en het klinkt geweldig. De drukte valt mee, kinderen op de vloer, zitplaatsen allemaal bezet en een twintigtal staanplaatsen tot achter in de gang. De flamenco danseres is nog niet erg actief, zij zit voorlopig naast de zanger/gitarist en rommelt wat met een soort rammelaar. Klinkt wel goed, maar dat gerammel heeft toch weinig met dansen te maken. Na een paar fantastische nummers, staat zij op, geeft de muzikanten een discreet signaal. De muziek zet in, zij roffelt met de voeten en begint te dansen. Nou wat ze laat zien is magnifiek, schitterend, grandioos in een woord geweldig! Als ze is uitgehuppeld laat ze weten dat het tijd is voor een intermezzo, om het publiek de gelegenheid te geven ook de rest van het museum te bekijken. De pauze duurt een half uur, een grote groep dringt zich een weg naar buiten, even een frisse neus halen is het excuus. Eenmaal buiten beginnen ze, op het gras in de museumtuin, de boel in de brand te steken. Tenminste, die wiet, die ze in hun hand houden. Er trekken grote wolken rook voorbij, het lijkt wel een Indianendorp. Er klinkt veel gerochel en gekuch, dat is natuurlijk die frisse neus.

Na de pauze, terwijl het evenement alweer is begonnen, blijven er mensen binnen stromen. Het geschuif met stoelen en het openen van de nooduitgangen, mensen staan nu zelfs buiten, is storend. Gelukkig trekken de gitaristen en Carmen zich daar niets van aan. Het optreden gaat in hoog tempo door. Zingen, dansen en verkleedpartijen volgen elkaar bijna naadloos op. Heel knap wat deze artiesten in deze kleine en overbevolkte ruimte laten zien. Het lijkt wel of die Spanjaarden overal muziek mee kunnen maken. De manier waarmee zij met hun handen klappen, het voetenwerk, de “klapkastanjes” en dan de gitaar, snaren en kast, alles maar dan ook alles maakt muziek!
Het is afgelopen en Carmen bedankt het publiek, dat uitzinnig begint te applaudiseren onder het jammeren om meer. De groep beloont dat, tot grote verrassing van het publiek, met een nummer van Charles Aznavour.  In het Frans, maar met een smeuïg Spaans accent en in flamenco ritme. De toeschouwers gaan uit hun dak en de muzikanten gaan nog een keer door hun knieen. Als uitsmijter denderen zij met enorm geweld een meezinger de zaal in. “Bamboleo” van de Gipsy Kings. Succes!

Tapas
De artiesten verlaten onder daverend applaus het museum. De bezoekers volgen het Spaanse gezelschap op zoek naar de degustation. Opvallend is dat toch nog veel mensen in het museum blijven hangen. Zij lopen, kwasi geinterresserd, schilderijen te bewonderen. De meest interessante prenten hangen kennelijk achter een scheidingswand, want daar is de belangstelling het grootst. Gijs, die de hele collectie wel kan dromen, is nu toch ook nieuwsgierig en gaat polshoogte nemen. Je kunt niet weten, misschien hangt er wel iets nieuws, van een Spaanse kunstenaar of zo. Het is tenslotte een “Spaans weekend.” Als hij eindelijk schuifelvoetend achter de scheidingswand weet te komen, ontdekt hij dat de mensen inderdaad de Spaanse cultuur en kunst staan te bewonderen. Met kwijlende bekken en gretige blikken, staan zij zich te verdringen voor een lange tafel. Op die mooi opgemaakte tafel, staan fraai vormgegeven tapas en grote glazen karaffen met sangria. Achterin proberen twee dames, met grote schalen boven hun hoofd, zich een weg te banen naar de tafel. Een van die dames roept op tot een beetje geduld en laat weten dat de mensen niet bezorgd hoeven te zijn, want er is genoeg voor iedereen. Het lukt, de mensen maken ruimte en de nieuwe aanvoer kan ook op tafel. Dan geeft iemand, in de menigte is niet te zien wie, het startsignaal. Massale aanval op de lange tafel, die op een magische manier overeind blijft. Zij storten zich als piranha’s op de tapas en lijken voorlopig niet van plan om hun zwaar bevochten plek op te geven.
Een slimme meid van de organisatie komt op het idee, om ook buiten een tapas opstelling neer te zetten. Publiek is zeer gretig om mee te werken en sjouwt met planken en schragen. In een mum van tijd staan er twee lange tafels met tapas en karaffen sangria.

August, hart- en suikerpatient en artritislijder, komt langs op zijn “miniterreinfietsie” en ziet de vrolijke volksmenigte in de tuin van het museum. Hé, denkt hij, als hij een paar bekenden ziet, da’s gezellig. Hij sluit aan, proeft wat tapas en begint toch een partij te buffelen, want het is gezond, olijfolie anticholesterol, hè. De sangria slaat het meest aan, want, volgens  August, is dat een godendrank en hartstikke gezond met al die verse vruchten erin. Biologisch en pure vitaminen. Kortom August blijft tot sluitingstijd hangen.

August zoekt zijn tweewieler op, schuift die onder zijn kruis en gaat zitten. Zelfs met twee benen op de grond kan hij moeilijk zijn evenwicht bewaren. Linkervoet op de trapper, glijdt er weer vanaf, andere voet proberen, zelfde resultaat en zo moddert hij geduldig enkele kilometers door. Hij is pas halverwege als het begint te plensen. Maakt voor August niets uit, hij zwoegt onverdroten door. Als hij eindelijk bij zijn boerderij het erf op schuift, is hij drijf, maar dan ook drijf en drijfnat. Hij schuift behoedzaam dat kleine “mountainbikie” weer onder zijn kruis vandaan en waggelt naar binnen. Oh, je bent kledder, doe die natte bende maar gauw uit, roept Marie ontzet. Zij helpt August uit zijn natte jack en “baf,” daar valt een glas op de vloer. Tussen de glasscherven liggen stukjes fruit. Wat is dat, vraagt zijn vrouw. Iszz ssangria. Nou, t’is weer mooi met je, hang de rest van je kleren maar aan de haak bij de wasmachine. Ik ga morgen toch wassen.

De volgende ochtend gaat August z’n vrouw de was doen en ziet zijn natte kleren hangen. Oh, ja, denkt ze, die zal ik gelijk meewassen. Zoals gebruikelijk, kijkt ze of er nog spulletjes in zijn zakken zitten. Zij steekt haar hand in een broekzak. Gedverdemme! roept ze en kijkt naar haar hand. Vieze kleverige roodbruine derrie, verschrompelde en geplette tomaat en andere zooi. Voorzichtig trekt ze nu de binnenkant van de broekzak naar buiten. Afgrijzelijk wat een smerige smurrie en de andere zak precies hetzelfde. Ze roept August en vraagt hem, wat is dit in godsnaam? Oh, ja, die tapas had ik eigenlijk voor jou meegenomen schat, maar ik was gisteravond zou moe en toen ben ik het helemaal vergeten. OK, schat, heel lief van je dat je aan mij gedacht hebt, maar die bende maak je zelf maar schoon.