maandag 19 maart 2012

Zo koud en sterk zijn de winters in de Vendée

Koning winter rukt op naar het zuidwesten van Frankrijk en teistert nu zelfs de Vendée. Vandaag blaast er een snoeiharde en ijzige wind. De thermometer staat op – 7°C en het is berekoud.
In de kroeg brult een grote houtgestookte kachel en wie het warm wil hebben gooit er een blok op. De (stam)gasten aan de tafel voor de kachel koesteren zich in de warmte en houden het vuur in de gaten. Hun gesprekken gaan natuurlijk over de extreme polaire kou en de beste remedies daartegen.
Het is al meer dan 60 jaar geleden, dat het zo koud was. In die tijd stond, ’s winters, de hele marais onder water, tot in huis aan toe. Dat waren nog eens barre tijden, geen telefoon, geen dokter, geen elektriciteit en als het vroor, dan was er ook geen drinkwater. Dan was het ijs hakken en de stukken in een pan op het vuur. Gelukkig was er, in die tijd, altijd trouspinette, in huis, een sterke alcoholhoudende wonderdrank en effectief tegen alle kwalen. Ook nu laven de mannen zich aan de trouspinette om aan te sterken en dat werkt! Tenminste, het enthousiasme stijgt en de kracht van hun stemmen en de sterkte van de verhalen nemen toe.

Dan komt er een onbekende man binnen. Hij is niet van hier, veel te overdreven en te dik gekleed. Dikke oranje wollen muts op zijn kop, dito das, dikke zwarte jas en grote bruine leren handschoenen. Hij loopt voorzichtig met een blokvormig koektrommeltje in zijn gehandschoeide handen, alsof het eieren zijn naar de bar. Daar plaatst hij het koektrommeltje heel zorgvuldig op de toog. Dat ontlokte de waard een, “zit je goudvis daarin? Nee, nee, dat is voor mijn eend en die durft alleen maar op dit trommeltje te zitten. Voor je eend, hoezo?
De sterke trouspinettemannen zijn nu ook nieuwsgierig en komen naar de bar om die vreemde snoeshaan wat beter te bekijken. “As dat trommeltje voor je eend is, waarom sleep je dat dan mee naar de kroeg,” willen zij weten.
Ik heb mijn eend altijd bij me, want het is een hele bijzondere eend. Heb jij een eend bij je, waar is die dan? Dit is Wakkie en de man trekt een fraaie eend vanonder zijn jas en das.

Hallo, dat is een doodgewone eend, wat is daar nu voor speciaals aan?
Wakkie kan schaatsen en tapdansen. Wat?! Laat zien!
De man zet Wakkie op de trommel en inderdaad, de eend gaat van de ene op de andere poot, van links naar rechts en andersom, alsof hij aan het schaatsen is.
De waard vindt het heel leuk en ziet handel. Als het schaatsen van de eend overgaat in tapdansen, vraagt de waard, “wat wil je er voor hebben?” Na wat onderhandelen, is de waard voor 200 euro eigenaar van Wakkie.
Het tempo van de tapdans stijgt en gaat steeds rapper en rapper. De waard begint het kennelijk nu een beetje irritant te vinden en vraagt of Wakkie ook kan stoppen. Tuurlijk, zegt de man en pakt de eend, stopt deze tussen zijn revers, opent de koektrommel en blaast een groot theelicht uit, sluit de klep en zet Wakkie weer terug. Au revoir, zegt hij, trekt zijn muts weer over de oren en verlaat de kroeg, de waard en zijn stamgasten sprakeloos en met de kin op half zeven achterlatend.

donderdag 15 maart 2012

Droopy is niet meer

Droopy is dood, euthanasie. Zestien jaar en altijd dominant aanwezig. In huis en bij de honden, Brise en Voleur, zijn grote vrienden. Hij is nooit erg aanhalig geweest, maar liet goed merken dat hij er ook was. Heel vreemd, nu dat ineens weg is.

Zijn lever en nieren functioneerden niet goed meer en daardoor kreeg hij allerlei kwalen. Zoals, haaruitval, bulten en ontstoken ogen. Met hulp van de dierenarts nog een week geëxperimenteerd met medicijnen, om te kijken of er misschien toch nog wonderen bestaan. Helaas, geen mirakel. De dierenarts is er van overtuigd, dat verder behandelen zinloos is. “Je moet op een gegeven moment, jezelf de vraag stellen, voor wie doe je het, voor de kat of voor jezelf,” zegt hij. De boodschap is duidelijk, stoppen is voor Droopy beter dan maar door martelen. Moeilijk om afscheid te nemen. Ik zie hem, in gedachte, nog komen, in een kartonnen doos.

Zestien jaar geleden is dat alweer, dochterlief Selma is geslaagd voor de HAVO. ’s Avonds staan er ineens tien meiden op de stoep, klasgenoten die ook geslaagd zijn. Een van hen staat vooraan en draagt een kartonnen doos. “Hier, een cadeau van ons allemaal, omdat jij ook geslaagd bent en omdat je zo’n verdriet gehad hebt om Thomas,” zeggen ze. Thomas was onze vorige kat die op achttienjarige leeftijd op natuurlijke wijze, de pijp aan Maarten heeft gegeven.
Selma dolgelukkig, tilt een, met een paar witte vlekken gedecoreerd, klein zwart katje, uit de doos. “Ik noem hem Droopy,” roept ze spontaan. “Droopy, mocht eigenlijk over twee dagen pas bij zijn moeder vandaan,” leggen de meiden uit, “maar, ja, omdat wij geslaagd zijn, kregen wij hem toch mee.

Vanaf dat moment, veranderde het leven drastisch, zowel dat van ons als dat van Droopy. Nog dezelfde avond, hing hij met zijn scherpe nagels in de jeans van Selma. Zij wilde de kleine macho, wat melk geven. Trekt de koelkast open, Droopy hoort dat en springt, in een flits, tegen zijn nieuwe bazin op. Uit angst om te vallen, slaat hij gelijk zijn scherpe nageltjes uit. Selma slaakt een kreet van pijn en merkt dat het niet zo eenvoudig is om de nagels van dat weerbarstige katje uit haar spijkerbroek te krijgen. Nog geen week in huis, Selma is op haar kamer en hoort plotseling haar gitaar vallen, gevolgd door het nagalmende geluid van een paar gesprongen snaren. Terwijl zij zich afvraagt, hoe dat nu kan, staat ze op en zet haar instrument weer overeind. Selma inspecteert de kapotte snaren, hoort gekras uit de klankkast komen, voelt de gitaar bewegen en plotseling, steekt Droopy, zijn koddige koppie door het klankgat. Na een ferme vermaning, druipt het katje schuldbewust af, loopt wat vertwijfeld rond en ontdekt een geschikt plekje, om zijn zonden te overdenken. Hij nestelt zich voorzichtig in een van de lievelingsschoenen van Selma, gaat zitten en kijkt haar aan. Je bent een schatje, zegt Selma. Amper heeft zij deze liefdesverklaring uitgesproken of er stijgt een scherpe, onaangename geur omhoog. Oh, nee hè, roept ze, pakt de kat op, kijkt in haar schoen. Gadverdamme, smeerpijp, je hebt in mijn schoen gepiest! Een paar weken later, we zitten TV te kijken, hangt meneer te slingeren in de gordijnen. Selma staat op, loopt naar het raam om hem uit de gordijnen te halen. Hij kijkt haar aan, met een blik van oh, oh, dat zit fout. Laat zich ogenblikkelijk uit de gordijnen vallen, sjeest roekeloos en met een bloedgang over de vensterbank, achter de planten langs. Bingo, drie potten op de grond en allemaal kapot. Daarbij is het helaas niet gebleven, de waslijst met alle “ongelukjes” en “vernielingen,” is te lang om op te noemen. Droopy was echt de grootste sloper, die wij ooit in huis gehad hebben, maar tegelijkertijd ook de meest koddige.

Het lefgozertje had het op straat duidelijk moeilijker, dan in huis. Bij het veroveren van een stukje territorium, miste hij de talenten en de mentaliteit van een “freefighter.” Toch vertikte hij het om bij overmacht, bakzeil te halen. Menigmaal kwam hij zwaar gehavend uit de strijd. Een keer was het zo heftig, dat Raksja, onze Duitse herder, het nodig vond om hem eerste hulp te verlenen.  Toevallig werpt Selma een blik in de tuin en ziet dat de hond wel erg veel werk maakt van de “verzorging” van Droopy. Selma, verbaasd, gaat polshoogte nemen en ziet dat Droopy bloedt. Zijn neus en bovenlip liggen open en zijn linker oorlel is gescheurd. Bij het zoveelste bezoek aan de dierenarts, zegt deze, “ik kan hem beter castreren, want die kleine gek, blijft net zo lang doorvechten totdat het fataal is.” Zo gezegd, zo gedaan. Een ingreep van niets en Droopy kon een klein kwartier later, enkele grammen lichter en een paar balletjes minder, naar huis. Ook thuis scheen hij nergens last van te hebben, hij heeft zelfs niet een keer naar zijn kruis gekeken.

Exact een maand na zijn tweede verjaardag, verhuisd Droopy naar Frankrijk. Daar ontplooit hij zich tot een bekwaam jager. Er gaan dagen voorbij, dat hij thuis komt, zijn voer geen blik waardig gunt en direct bij de hond in de mand kruipt. De laatste maakt gewoonte getrouw zoveel mogelijk plaats. Het is Droopy die leeft als God in Frankrijk en niemand anders. De ondeugd kan zich letterlijk van alles permitteren

Op dertienjarige leeftijd komt Raksja te overlijden. Na een korte periode van “rouw,” komt er weer een puppy in huis. Een Beauceron, een Franse herder, die we Voleur noemen, omdat hij van alles en nog wat wegkaapt. De krant, slippers, klompen, dweilen, handschoenen, niets is veilig voor dat beest. Hij is heel nieuwsgierig naar, wat voor beest Droopy is en wil voortdurend met hem spelen. Daagt hem daartoe uit, maar dat werkt niet bij Droopy, die blaast maar wat en wil niets met die druiste jongeling te maken hebben. Hij duldt zelfs niet dat Voleur in de bak van Raksja wil liggen, dus ligt het arme hondje, meer naast, dan in de mand. De kat is hier heer en meester, maar niet voor lang. Met een half jaar is Voleur al gegroeid tot een aardig kalf. Wel ligt hij nog vaak naast de mand, maar tolereert al veel minder. Krijgt Voleur zin om te slapen, dan stapt hij zijn mand in, kat of geen kat en gaat gewoon liggen. Met een hoop gepiep en gekrijs worstelt Droopy zich dan onder zijn belager vandaan. Voleur zelf, hikt nog verschrikt en ligt daar dan met een blik van, “eigen schuld, dikke bult.”

Gelukkig voor Droopy, komt er een jaar later weer een puppy. Brise, een Beagle van acht weken. De nieuwkomer wordt door Droopy kritisch bekeken en gewogen. Mmm, veel kleiner dan Voleur, daar gaan we gelijk korte metten meemaken. De nog “nieuwe” mand, ooit bestemt voor de kat, maar die daar nooit in heeft willen liggen, komt nu mooi van pas. De mand staat nog niet op zijn plek, of Droopy kruipt erin en blijft daar liggen met een kop van, “een flinke jongen die mij er uit krijgt.” Brise, wil ook wel een slaapplaatsje, drentelt wat om de, met kilo’s kat gevulde mand, maar durft de strijd niet aan. Uiteindelijk, zoekt hij zijn heil bij Voleur, die hem onmiddellijk en zonder enige terughoudendheid accepteert. De twee worden dikke vrienden en zijn voortaan altijd samen. Helaas ook in het kwaad.

Samen in de kleinste mand
Later, als Brise volwassen is en nog maar weinig ruimte bij Voleur heeft, gaat hij toch zijn eigen mand opeisen. Luid blaffend, Droopy moet daar niets van hebben, wint Brise, langzaam maar zeker, terrein. De hautaine kat schuift op en maakt zo een plaats vrij voor die druktemaker met zijn kabaal en gaat door met slapen. Brise probeert nog wel om de kat uit de mand te krijgen, door zich uit te rekken en groter te maken, maar dat lukt hem niet. Droopy vindt dat hij inschikkelijk genoeg is en wijkt geen centimeter meer. Vanaf die tijd slapen ze samen.

Nu Droopy er niet meer is, blijkt pas hoezeer hij, ondanks zijn streken, zijn roekeloze en soms onuitstaanbare gedrag, gemist wordt. Brise kan zijn draai niet goed vinden. In zijn mand ontbreekt een “meubelstuk.” Hij heeft zelfs geprobeerd om weer bij Voleur in te trekken, maar dat gaat echt niet meer. Als die Beauceron zich uitstrekt, hoor je de botten van de tengere Beagle kraken. Het is soms stil, heel stil in huis. Er knalt niets meer van het aanrecht, het koffiezetapparaat staat niet plotseling aan. Zijn bekende “tune,” een kort “mi,” auw kon er niet meer af, klinkt niet meer. Dat was het geluid waarmee Droopy liet weten, dat hij in de buurt was en de ander had gespot. In de zestien jaar dat bij ons was, heeft hij alles en iedereen geconditioneerd. Het noemen van de naam Droopy, of een geïmiteerd “mi,” is zelfs nu nog genoeg, om de honden te alarmeren. Zelfs wij, veren onwillekeurig nog overeind, zodra we gemiauw horen of denken een kat in de tuin te zien. De afwezigheid van onze “Droop” is nog dagelijks voelbaar.

Droopy en Brise, "dodo"
De allerlaatste keer bij de dierenarts, lag hij op mijn schoot en kroop heel knus en dicht tegen mij aan. Iets waarvan hij in zijn gezonde jaren, eigenlijk weinig moest hebben. Een aai over z’n bol, oké, maar dat was het dan ook wel. Nu, kijkt hij vol vertrouwen omhoog, naar mij en mijn vrouw. Ik streel hem en zeg zacht, dat het goed is. Als hij een spierverslappende injectie krijgt, kijkt hij ons nog steeds aan. Dan zakt hij langzaam weg, sluit zijn ogen en is volledig ontspannen. Even later reageert hij al niet meer op prikkels. Na de laatste injectie, waarvan hij merkbaar niets heeft gevoeld, houd ik hem nog even op schoot. Daarna nemen wij definitief afscheid, maar, Droop, je roem leeft voort!

donderdag 1 maart 2012

Wie mijn werk doet is mijn vriend

Wat doen al die auto’s daar en die achterlijke grote Circustent bij Gaston, die stond er vanmorgen toch nog niet? Klopt helemaal, Jos. Die tent is van een of andere grote aannemer, naam weet ik niet meer, maar het is voor een personeelsfeest. We zijn vanavond uitgenodigd door Gaston. Hij zegt, dat er straks ongeveer tweehonderd man los rondlopen. Wij kunnen daar wel bij, zegt hij, wij zijn tenslotte zijn buren en zijn invités. Volgens Yvonne, de vrouw van  Gaston, zijn die avonden altijd heel gezellig en is er volop eten en drank. Dus we kunnen een happie mee eten.

Twee uur later, stappen Jos en vrouw, het erf van  Gaston op. Een kostelijk tafereel, rokende barbecues met biggetjes aan het spit, her en der, vaatjes wijn en een hele lange tafel met allerlei hapjes van de traiteur.  Gaston  heeft ons gezien en komt toelopen. Kom zegt hij, ik ga jullie voorstellen aan mijn vriend, de beste traiteur van de hele regio. Jan en zijn gade, krijgen van  Gaston  een amicale rondleiding langs al zijn vrienden. Na deze rondgang is een ding heel duidelijk, alle leveranciers, zijn vrienden of vrienden van vrienden.  Gaston  levert de wijn, zijn vriend de traiteur, de hapjes en de entrees, de bakker, een vriend van een vriendin van Yvonne, levert allerlei soorten broodjes. De kazen komen van een vriend van de traiteur, het serviesgoed komt van een vriend van een vriend van de traiteur en die heeft weer een vriend die rillettes en foie gras levert. Al die leveranciers, die hier rondlopen, leveren niet alleen, maar nemen ook in. Het is eigenlijk een grote vriendenclub die toevallig het personeel van een grote aannemer op visite heeft.

De biggen zijn gaar en na al die “bescheiden” hapjes, gaat nu het echte vreetwerk beginnen. Lange rijen mensen staan met plastic bordjes, ook weer geleverd door een vriend, voor de barbecues. Dan komt er man naar Gaston en vraagt, kan jij voor wat muziek zorgen? Is goed, zegt  Gaston. Hij gaat weg en komt even later en tot stomme verbazing van Jos, terug met een accordeon en begint te spelen. Wist jij dat, vraagt Jos aan zijn vrouw. Ik niet, maar wat geeft dat nou, hij speelt hartstikke leuk en daar gaat het om. Als  Gaston  een pauze inlast, stapt Jos op hem af en zegt, hé ouwe gluiperd, we wisten niet eens dat je accordeon speelt, maar toch, kerel, bravo! Wij hebben je nog nooit aan dat ding zien trekken, bij ons zit je alleen maar je glas te heffen. Gaston  lacht breed uit, geeft Jos een klap op zijn schouder en zegt, komt goed, volgende keer bij jullie, staat!

Tegen het einde van de avond, zijn de meeste mensen vertrokken. Diegene die er nu nog zijn, zijn mensen van de organisatie of de vriendenclub. Zij zijn druk in de weer, om de boel op te ruimen. Jos wil ook helpen en schiet de traiteur aan. Wat kan ik doen? Jij gaat lekker bij die twee schavuiten zitten. Dan pas valt het Jan op, dat er nog twee wat oudere mannen, gezellig keuvelend en lekker onderuit, aan een tafel zitten. Eigenlijk zitten ze meer aan het wijnvaatje, dat op die tafel staat. De traiteur legt uit wie die oude baasjes zijn. Beiden zijn gepensioneerde personeelsleden, maar zijn nog ieder jaar van de partij. Bruno en Dominique, een komisch duo, echt een paar apart. Afgelopen zaterdag zijn ze, na het verlaten van de kroeg, op de verkeerde fietsen gestapt. Wat er onderweg gebeurd is, weet niemand, maar ze kwamen al slingerend thuis met ieder een grote zak ouwe stokbroden boven op de fiets. Jos vraagt, moeten ze vanavond weer op de fiets naar huis? Nee, ze zijn met de auto en Dominique zijn vrouw rijdt en zij drinkt nooit alcoholische dranken.

Jos loopt naar de twee bejaarde zuipschuiten en hoeft zich niet eens voor te stellen. Zij weten het al lang, “Ollandais” hè, alleen maar bier en geen wijn hè. Bruno tapt een glas wijn, hier, zegt hij, beter dan bier en ga zitten. Hé, Edammèr, roept Dominique en heft zijn glas, “tsjien.” De mannen proosten, op van alles en nog wat, de santé, de tulpen, de Hollandse kaas. “Op de neus van Sarko,” grapt Jos op zijn beurt.  Beide mannen liggen in een deuk en klinken, “op de neus van Sarko.” Bruno moet zo onbedaarlijk lachen, dat zijn gebit bijna uit zijn mond schiet. Hij kan het nog net op tijd weer naar binnen duwen. Kijk nou maar uit, jij met je klapper, straks ligt hij weer in de poep, giert Dominique. Is zijn gebit in de poep gevallen, wil Jos weten. Ja, van de week hier bij Gaston  en weet je wat hij deed? Nee, geen idee. Hij spoelde het af met water en stak het zo weer in zijn mond. “Gadver,” reageert Jos, “wat smerig.” “Wat nou smerig, d’r heeft nog geen mens met zijn handen aangezeten,” pareert Bruno, lachend en schouder ophalend. “Dat is toch lachen met die gasten,” gaat het door Jos z‘n hoofd.

Dominique, Bruno, we gaan opbreken. Is Claire, mijn wijfie, licht Dominique toe en antwoord, goed schatje, we gaan met je mee, want die “Ollandais” moet ook naar z’n juffie toe. Zij staan op, strekken zich, nemen afscheid van Jos en gaan dan, ondanks hun krampachtige poging rechtop te lopen, met lichte slagzij op pad. Maar eerst nog even afscheid nemen van Yvonne en  Gaston . Het afscheid nemen van de mannen is “emotioneel” en “intens.” Zij knuffelen  Gaston , alsof het de laatste keer is. Yvonne wordt, volgens locaal ritueel, vier keer uitbundig gekust. De twee schavuiten blijven grappen en Claire, die nu eindelijk wel eens naar huis wil, maant de ouwejongens tot spoed. Oh, ja, zegt Bruno en begint weer een keer afscheid te nemen van Yvonne. Ja, Bruno, dat heb je net al gedaan, schiet nu eens op! Bruno wijt dat aan de ouderdom en begint weer te grappen over de ongemakken van het ouder worden, maar Claire onderbreekt hem. Oké, oké, we gaan en Bruno pakt Yvonne nog een keer bij de schouders en begint weer te kussen. “Hé,  Gaston,” zegt Dominique, “je mag wel uitkijken, want hij probeert je vrouw te versieren.” “Bof,” reageert  Gaston  en haalt lichtjes zijn schouders op en zegt, “wie mijn werk doet, is mijn vriend.”