donderdag 14 juni 2012

Gastvrijheid in de Marais


 “Kom binnen” roept de stem van Yvette. Niks te zien, alles is donker daar binnen. Ik stap voorzichtig vooruit met het hoofd naar beneden. De laatste keer dat ik spontaan naar binnen stapte, heb ik daar een flinke hoofdwond aan over gehouden. Het huisje is laag en de rieten kap steekt als een soort abri over de deur heen en dat riet is behoorlijk scherp. Het zag er allemaal verschrikkelijk uit, bloed stroomde over mijn gezicht, maar de wond viel reuze mee. Gelukkig was die keer mijn dochter mee en die heeft koelbloedig mijn “scalp” weer naar voren getrokken, wat gejodeerd en een gaasje erop gedaan. Daarna de pet er bovenop, dat valt hier toch niet op, alleen de vrouwen hebben in huis geen pet op. Yvette heeft toen heel zorgzaam mijn gezicht schoon gemaakt en mij “verwend” met extra grote stukken eierkoek. Na de schrik werden er natuurlijk de nodige grappen en grollen gemaakt. De leukste en meest gewaagde, kwam van mijn dochter, zij zei tegen Gugus, “is het mogelijk dat jouw “Château” langzaam dieper de marais in zakt, ik heb het idee dat ik ook steeds meer moet bukken.” “Dat lijkt maar zo,” pareert Gugus, “omdat jullie Hollandais veel te groot zijn voor onze boerderijtjes.”

Als ik in de keuken even blijf staan om mijn ogen aan de duisternis te laten wennen, maant Yvette mij te gaan zitten. Ik hoor, zien doe ik nog weinig, dat zij al kakelend heen en weer loopt. Tussendoor vraagt zij of ik koffie wil, wacht zoals gebruikelijk niet op mijn antwoord en kwebbelt alweer over het weer. Nu het buiten zo heet is, kan je volgens haar, veel beter binnen zitten, dat is lekker koel. ’s Winters roept zij het omgekeerde, dat het buiten zo koud is en binnen lekker warm. Intussen kan ik alles weer onderscheiden, er brandt zelfs een bescheiden lampje. Ik pak een stoel en zet mij aan de permanent gedekte lange tafel.
Terwijl ik zo zit, voelt het vertrouwd, knus en bedenk ik dat je hier in de marais zonder uitzondering een warm welkom krijgt. Een diep geworteld ritueel. Het gaat zo. Je komt het erf op, loopt naar de deur die, zomer en winter, altijd open staat en je hoort vanuit een donker gat, “kom binnen.”

Eenmaal binnen, tref je altijd dezelfde soort tafel, zo groot dat er met gemak twaalf personen kunnen aanschuiven. Grappig is ook dat ze overal altijd gedekt zijn, op een bijna identieke manier. Bovenop gaat een dik plastic zeil, waarvan de kleuren kunnen verschillen, maar steevast versierd met afbeeldingen van vee of wild en gevogelte. Eenden zijn hier de meest geliefde decoraties. Nou, ja, niet alleen als decoratie natuurlijk, want voor veel boeren zijn die eenden ook hun voornaamste bron van inkomsten.
Het servies is heel secuur gerangschikt. Kopjes en glazen ondersteboven strak in rij in lengterichting van de tafel en in het midden van het blad. Verder een pot of bakje met suikerklonten en vaak een blik of schaal met koek, wafels of eierkoeken. Ik heb een paar vrouwen eens gevraagd waarom zij allemaal hun tafels zo dekken, “bof, uh, c’est comme ça.” Niemand schijnt het echt te weten en de boerinnen doen het al generaties lang. Zo lang zij zich kunnen heugen.

Een soort uniforme regionale gastvrijheid. Die gastvrijheid is bij die mensen ingebakken en dat is aan alles te merken. “Kom binnen,” betekent hier dan ook, binnen komen en niet, “ja, even mijn laarzen uittrekken.” Hoezo, laarzen uittrekken, even afstampen is genoeg en alle gasten stiefelen zo naar binnen. Op klompen, schoenen of laarzen, maakt allemaal niks uit. Als het volk vertrokken is, wordt de achtergebleven troep naar buiten geveegd en haalt de gastvrouw er met grote halen een “mopper” overheen. Bij enkele boeren verbaas ik mij al niet meer dat, behalve de hond ook ganzen en eenden naar binnen huppelen. Bij Gugus is zelfs een eend zo brutaal dat hij luidkeels begint te kwaken als de hond dwars voor de deur ligt. En met succes, want de brave hond stapt altijd op.

Het is bijna twaalf uur en om mijn opvatting over de gastvrijheid van de maraichins te bevestigen, komt Gugus binnen met in zijn kielzog zes mannen van de gemeente. Die mannen doen het onderhoud langs de weggetjes, de bermen maaien en de greppels schoonmaken. Dat is heel normaal hier, mensen die je tegen komt meenemen naar huis voor een bakkie of een borrel. Yvette heeft de koffie klaar en komt met een grote dampende steelpan uit de bijkeuken. De mannen laten luidruchtig weten, dat ze ook wel koffie lusten. Yvette gaat onverstoorbaar kwekkend door. Gugus telt negen koppen en draait negen kopjes om, schotels worden hier alleen voor de televisie gebruikt. Yvette schenkt, met de steelpan van links naar rechts de negen kopjes tot aan de rand toe vol, zonder een druppel te verspillen. Tussendoor zegt ze, “jullie pakken maar, hè.” Gugus schuift voorzichtig en zonder te morsen, een voor een de kopjes naar zijn tafelgasten. Yvette laat de bak met suikerklontjes rond gaan en deelt lepeltjes uit. Er wordt heel behoedzaam geroerd, toch gaat er hier en daar wat koffie over tafel. Gugus wacht geduldig dat iedereen zijn lepeltje heeft afgelikt en als het laatste lepeltje op het fraaie tafelzeil wordt gelegd, gebied Gugus, dat we allemaal even een slokje moeten nemen. Dan kan er een scheutje “eau de vie” bij de koffie. Ongegeneerd slurpend maken de mannen ruimte voor een flinke scheut levenselixer. Koffie is lekker hoor, Yvette, vinden ze, maar zonder “eau de vie” is het toch maar behelpen.

Yvette zegt, wijzend op de schaal met eierkoek, dat ze maar moeten pakken. Als dat volgens haar te lang duurt, duwt zij die schaal onder hun neus, een flinke vent die dan nog weigert. Plakjes kennen ze hier niet, alles is dik of groot, maar in alle gevallen veel. Gelet op de lichaamsomvang hebben de meeste gasten ook geen enkel probleem met, dik, vet en veel.

Deze enorme gastvrijheid is zo alom aanwezig, zelfs de huisdieren zijn ermee behept. Bruno, een Duitse teef, sorry, een Duitse herder en teef, gaat opzij voor een dominante eend als die vindt dat ze in de weg ligt. Goed, dat is misschien meer tolerant dan gastvrij, maar het heeft toch ook iets van, “oké kom maar binnen beste Kwak.”
Bruno heeft ook een riant hok op het erf. Onder dat hok broedde een hop. Nu moeder hop kindertjes heeft, is ze met haar kroost in het stulpje van Bruno getrokken en de brave hond ligt er gewoon naast.
Dat is pas gastvrij, je huis afstaan voor een moeder met kindertjes en niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk een veilig onderkomen bieden.