donderdag 30 augustus 2012

Hoe in de Marais de oudjes langer meegaan.

Gijs kuiert op zijn gemak met de honden door de nachtelijke Marais. Het is stil en bijna aarde donker. In de verte licht de hemel af en toe fel blauw op. Het effect van blauwe zwaailichten. Zal wel weer een ongeluk zijn, denkt Gijs. Dat gebeurd om de haverklap, want er wordt hier veel te hard gereden en te veel gedronken. Nu kan hij ook de sirenes horen. “Verrek,” denkt hij, “het lijkt wel deze kant op te komen.” Ja, wel hoor, nog geen vijf minuten later ziet Gijs de blauwe zwaailichten naderen. Hij heeft nauwelijks zijn honden in de berm getrokken of het oorverdovende en blauwzwaaiende geweld stuift voorbij. Een politie auto en een ambulance. Terwijl Gijs zich staat af te vragen bij wie zou dat zijn, stoppen de sirenes. Maar hij kan het blauwe licht tussen de bomen door nog zien. “Dat is heel dichtbij, lijkt wel bij Maurice te zijn mijmert hij. “Kom op jongens, we gaan op huis aan,” zegt hij tegen de honden.

Op weg naar huis ziet Gijs dat de auto’s inderdaad bij Maurice op het erf staan. Als hij thuis komt, staan zijn vrouw en de buren bij de poort. “Is bij Maurice hè, Gijs?”  “Zo te zien wel.” Zij vragen zich hardop af, of Maurice misschien weer hartproblemen heeft. “Ik denk het haast wel, hij heeft al twee keer eerder een hartinfarct gehad,” zegt de buurman. Ze speculeren driftig verder, een ding is zeker, het is behoorlijk ernstig.
De zwaailichten verplaatsen weer, langzaam komt de politie auto in beeld. Op korte afstand daarachter, de ambulance gevolgd door een personenauto. “Dat zal zijn dochter wel wezen,” oppert de buurvrouw. Gijs, zijn vrouw en de buren kletsen nog wat na. Volgens de buurvrouw heeft Maurice, behalve dat hij twee hartinfarcten heeft overleefd, ook drie bypasses en al drie jaar een pacemaker. De buurman zegt, dat hij morgenochtend bij Yolande langs zal gaan, om even bij te praten. Ze wensen elkaar goede nacht, want op het platte land is het morgen weer vroeg dag.

De volgende morgen komt buurman langs. Hij heeft goed en slecht nieuws. Het goede nieuws is dat Maurice het goed maakt en dat hij een nieuw soort pacemaker een DAI (ICD in het Nederlands) krijgt. Het slechte nieuws is, dat de 91 jarige moeder van Yolande, ongeveer tegelijkertijd met de hartstilstand van Maurice, een stroke heeft gehad. Zij kan niet meer lopen en praten en is overgebracht naar een revalidatiecentrum, ongeveer honderd kilometer hier vandaan. Dat is verschrikkelijk, voor die arme moeder, maar ook voor Yolande.
Maar wat was er nu precies gebeurd met Maurice?
Nou, Maurice heeft weer een hartstilstand gehad, terwijl hij van zijn stoel opstond om naar bed te gaan. Hij is toen met zijn achterhoofd tegen het fornuis geklapt. Grote jaap achter zijn oor en in zijn nek. Hij schijnt volgens Yolande flink in het verband te zitten. Arme Yolande, ze is helemaal overstuur en totaal de weg kwijt. Ze ratelt maar door en weet niet meer wat ze moet doen. Gelukkig is haar dochter in de buurt, die kan haar helpen en een beetje in de gaten  houden.

Een dag later, gaan Gijs en z’n vrouw, naar het ziekenhuis om Maurice een bezoekje te brengen. Bij de receptie is Maurice niet te vinden, niet onder zijn bijnaam, noch onder zijn doopnaam. Dan komt een slimme meid achter een beeldscherm op een idee. Misschien is hij al ontslagen. Gijs en zijn vrouw kijken hoogst verbaasd, harststilstand, nieuwe pacemaker en dan de tweede dag al het ziekenhuis uit? Het zal allemaal wel. Maar, warempel, het is nog waar ook! Maurice is vanmorgen om 11.30 met ziekenvervoer naar huis gebracht.
Nou, dan maar weer naar huis. Bijna bij huis, zegt Gijs, “kijk eens wie daar staat.” Maurice staat met zijn fiets in de hand langs de kant van de weg. Gijs stopt en zet de auto in de berm. Ze stappen uit, begroeten Maurice, vragen hoe het nu gaat en waarom hij op pad is met de fiets. “Och, ik wilde even kijken hoe de maïs er bij staat.”
Maar je bent net het ziekenhuis uit!
“Geeft niet, alles is goed, kom, ga mee, even wat drinken.”
Oké, Gijs en zijn vrouw stappen weer in de auto en volgen Maurice die langzaam slingerend op z’n fiets vooruit rijdt. Als zij het erf oprijden, staat Yolande, Maurice bezorgd op te wachten en zij vindt, dat hij onverantwoordelijk is. “Je moet je niet zo macho gedragen, als je tenminste zondag nog 80 wil worden,” verwijt zij hem. “Maak je geen zorgen, Yolande, ik voel me weer 20 en ik heb nu een veel betere batterij gekregen, een echte Duracell. Die gaat minstens 4 keer langer mee dan de vorige batterij. Dat betekent, let op, een 4 keer langere levensduur! Daar komt bij, mijn echte leeftijd, is 4 keer mijn gevoelsleeftijd. Dan is het een simpel rekensommetje om te berekenen hoe oud ik word, 4 keer 3 plus 4 keer 20 is 92 jaar!”
Het is even stil, dan zucht Yolande heel diep en zegt, “waar haalt hij het vandaan.”
Iedereen schiet in de lach.

maandag 6 augustus 2012

In Frankrijk is het weer één groot feest.


Crisis of niet, weer of geen weer, het is zomer en dus weer een groot feest in Frankrijk. Dat begint eigenlijk al met Moederdag. In Frankrijk is dat niet zomaar een dag. Nee, het is een feest, La Fête de Mère! Voor Vaderdag, geldt natuurlijk hetzelfde en wordt gevierd als La Fête de Père. Daar blijft het niet bij, het lijkt wel of er iedere zomer feesten bij komen. Wat het doel is van al die feesten is niet echt duidelijk, want er worden nog steeds feesten bedacht zonder enige historische achtergrond. Van de vele feesten die er al zijn, is de historie of het cultureel belang pas achteraf bedacht. Meer in de zin van, ieder feest moet zijn verhaal hebben.
Bekende feesten die iedere zomer, in Frankrijk, voor plaatselijk “spektakel” zorgen, zijn;

La Fête du Mouton - schapenfeest, La Fête à l'Ancienne – feest uit de oude doos of ouwe dozenfeest, La Fête de la Rose - Rozenfeest, La Fête de la Sardine - Sardienenfeest, La Fête Champêtre – Landelijk feest, La Fête du Bœuf et des battages – Rund en dorsfeest, La Fête des Vieux Métiers – Feest van oude ambachten, La Fête du Melon - Meloenenfeest, La Fête des Battages et des Vieux Métiers – Feest van oude ambachten en het dorsen, La Fête de l’Ane et du Cheval – Feest van Ezel en Paard, La Fête de la Mogettes – Witte bonenfeest, La Fête de l’Agriculture - Landbouwfeest, La Fête de la Citrouille et Concours National de Plus Gros Potiron – Pompoenenfeest en Nationale competitie van de grootste pompoen, La Fête de Canards - Eendenfeest, La Fête de Chasse - Jagersfeest, La Fête de l'Ail Blanc – Feest van de Witte knoflook, La fête de l'Ail Rose - Feest van de Roze knoflook , Foire à l'Ail et au Basilic - Feest van de Knoflook en Basilicum, La Fête de la Groseille - Aalbessenfeest, La Fête du Blé - Tarwefeest.
Deze lijst is bij lange na niet volledig.

Bedenk iets, roep iets en het is een feest. Al die feesten, maakt niet uit wat voor thema, zijn gebaseerd op het zelfde concept. De Fransen zijn gek op de late middeleeuwen en dat zie je terug in de presentatie van hun feesten. Demonstraties van oude ambachten, folkloristisch dansen, muziek met bijna vergeten instrumenten, paard en wagens, ezeltje rijden en schieten met pijl en boog, staan bovenaan de programmalijst van de organisatoren.
Een dagindeling die, grosso modo, model staat voor dit soort festijnen, is, ’s morgens opening van een ambachtelijke markt of een soort rommelmarkt, dan een defilé van het een of ander. Om 12 uur gelegenheid voor het drinken van een aperitief gevolgd door een lunch. De lunch bestaat geheid uit een plaatselijke antieke schotel of iets regionaals. ’s Middags folkloristisch dansen en een degustation. Fijntjes gezegd, betekent degustation, tenminste hier op het platte land, happen en zuipen. ’s Avonds, souper en daarna bal met optreden van een muziekgroep. Traditioneel sluiten de Fransen ieder feest met een vuurwerk.

Vandaag is er voor het eerst in de geschiedenis een zomerfeest in het dorp. Het dorp, een gehucht met nog geen 1000 inwoners, wil ook een eigen feest. De wintertarwe is geoogst, de strobalen staan nog op de akkers, maar de tarwe is al binnen. Een hele goede reden om een groot feest te organiseren met tarwe in het bijzonder en de agricultuur in het algemeen als thema. Dan is La Fête de Blé, Tarwe feest, natuurlijk een passende en treffende naam.

Zo'n soort monster
 Het is acht uur en het dorpsplein staat al vol met meters lange tafels of eigenlijk meer planken op schragen. Naast de kerk staat een oude stoom dorsmachine. Het feestcomité heeft deze geleend van een buur gemeente. Gemeentepersoneel is bezig de ketel op te stoken. Dat stoken moet “authentiek,” in dit geval met takkenbossen. Geen eenvoudige zaak, het vuur gaat iedere keer uit. De “stokers” laten zich niet ontmoedigen en schuwen geen enkel middel om de brand er in te krijgen. Dat lukt en als de fik er flink in zit, gooien ze nog wat takkenbossen in het vuur. Juist op het moment dat iedereen opgelucht adem haalt, begint het monster enorme vette zwarte rook uit te braken. Binnen mum van tijd hangt er een dik zwart wolkendek, laag boven het plein. Deze zwarte massa kruipt langzaam richting huizen. Rond het plein sluiten bewoners hun ramen en luiken. Bij de bakker en de slager, waar de rook naar binnen krult, vluchten de klanten de zaak uit. De bakker, die zijn oven ook op takkenbossen stookt en dus wel expert genoemd kan worden, komt verhaal halen. Als hij druk staat te vertellen dat het geen stijl is en dat zijn klanten weglopen, schiet de slager hem te hulp. De chef van de gemeente is zichtbaar onder de indruk van zoveel verbaal geweld. Hij verdedigd zich met te zweren dat als de ketel eenmaal op temperatuur is, de rook ook verdwijnt. Terwijl hij dat zo staat te zweren, lijkt het inderdaad dat de rook minder wordt. De slager is overtuigd, maar de bakker heeft er geen vertrouwen in en bromt nog wat van, “jullie hebben het verkeerde hout, zit teveel hars in.” Toch gaat ook hij, omdat de rook nu echt aanzienlijk minder is, terug naar zijn winkel.

Even later, gejuich onder het gemeentepersoneel, de ketel komt op druk. Het ziet er veelbelovend uit, weinig rook en eindelijk stoom. Nu kan de dorsmachine in bedrijf, de mannen draaien aan afsluiters, een hoop gesis en ja, hoor, er begint iets te bewegen. Als het onding op toeren begint te komen, geeft het toch een takkeherrie, niet te geloven! De chef gooit een bos graan in die lawaaischopper en het dorsen kan beginnen. Er gebeurt even niets en dan ineens blaast het apparaat een wolk stof naar buiten. Hoestend en proestend zoeken de geïnteresseerde toeschouwers een veiliger plek. Doordat de machine nu werkt en stoom gebruikt, raakt de ketel van druk. Water er bij en weer takkenbossen op het vuur. Jammer, weer vette zwarte rook! De bakker komt nu scheldend en vloekend aangesneld, rukt een takkenbos van de kar en laat furieus en demonstratief zien, dat het de verkeerde soort hout is. “Dit is geen hout, dit is dakbedekking!” brult hij. Op dat moment komt de Burrie aanlopen, blauw-wit-rood lint over de bierbuik en in zijn zog een kakelbont uitgedoste schare kinderen met een ballon in hun hand. De vroede vader, zelf ook middenstander, ziet dat er iets mis dreigt te gaan. Als zijn vriend, de bakker staat te brullen, nou dan is het mis. Hij kijkt nog eens rond, ziet de gymnastiek juffrouw staan en vertrouwt haar in deze “nood” situatie het gezag over de kinderen toe. Dan stapt hij met grote kordate stappen richting rookspuwende draak. De slager die ziet dat de burgemeester zich nu ook met de zaak gaat bemoeien, voegt zich nu ook bij het gezelschap. Nu alle wijze heren van het dorp bijeen zijn en met elkaar overleggen, komt alles goed. Het “college” is er snel uit en heeft besloten, dat het voor alle partijen beter is de dorsmachine stil te zetten en het vuur te doven. 
Monsieur le Maire

Als de rook is opgetrokken is het bijna twaalf uur. Eigenlijk nog geen tijd voor het aperitief, maar gelet op de barre ellende die de dorpelingen in de rook en het stof hebben doorstaan, stelt de Vader van de gemeente voor om alvast een toost uit te brengen op de goede afloop van het feest. Proost!