zondag 17 februari 2013

Heksie


Er loopt hier door de buurt een excentriek oud wijfje die, bijna liefkozend, Heksie wordt genoemd. Niet omdat zij zo lelijk is, maar om hoe ze doet en hoe zij zich kleedt. Hoe zij echt heet, daar weet niemand hier het fijne van. Zelfs Yvette van Gugus niet en die zijn hier geboren en getogen. Zelf zegt ze, “ik ben de vrouw van de facteur.” Die facteur, de postbesteller, is trouwens al meer dan 40 jaar dood.  
Of zij helemaal spoort, is niet echt duidelijk. Uit haar gedrag zou je opmaken, dat zij ze niet allemaal op een rijtje heeft, maar als je met haar praat, ga je toch twijfelen. Een ding is zeker, zij heeft haar hart op de goede plaats. Is niet te beroerd om iemand te helpen, maar heeft een paar vreemde gewoontes. Op haar dagelijkse ronde door de buurtschap, struint ze alle vuilcontainers af en neemt de gekste dingen mee naar huis. Vorig jaar zagen wij haar lopen met een kapotte skippybal en een verminkte kanariekooi.

Sinds een paar jaar, woont hier een vrouw met een geestelijk gehandicapte zoon van 55 jaar. Op haar dagelijkse strooptochten, neemt Heksie trouw die zoon op sleeptouw. Zo’n jongen moet je tenslotte ook regelmatig uitlaten. Soms samen met zijn moeder, maar vaker gaat Heksie alleen. Voordat zij op pad gaan, hijst moeder met hulp van Heksie, haar zoon op een driewielige ligfiets. Aan trappen heeft zoonlief kennelijk een broertje dood, want Heksie loopt vaak achter de fiets te duwen. Op een dag, Heksie kijkt net even in een container, ligt hij plotseling met fiets en al in de sloot. Gôh, man, wat stonk die knaap! Wij hebben met 2 man een behoorlijke klus gehad, om die 80 kg onwillige vleesmassa weer op het droge te krijgen.

De laatste tijd zien wij die zoon en die moeder al helemaal niet meer. Heksie wandelt weer zoals voorheen, lekker in haar uppie.
Vandaag lopen we elkaar toevallig tegen het lijf. Wij maken een praatje en ik vraag, “loop je niet meer met die gehandicapte man?” “Dat hoeft niet meer,” zegt ze, “zij hebben nu professionele hulp. Daar komen nu zo veel mensen over de vloer, mij hebben ze niet meer nodig”. Dan vraag ik, hoe het met zijn moeder is, nou dat had ik beter niet kunnen doen.

Zij begint emotioneel te vertellen, dat ze niets meer met die gasten te maken wil hebben. Dat wijf is ziek, haar gezicht zit vaak in het verband en iedere dag komt er een verpleegster om de wonden te verzorgen. “Wat heeft ze,” vraag ik. “Huidkanker of zoiets, geloof ik.” “Oh, wat erg.” “Ja, dat is ook verschrikkelijk,” beaamt zij, “maar dat mens is verschrikkelijk en onuitstaanbaar. Zij commandeert en krijst, doe dit, doe dat en vragen is er nooit bij en als ik boodschappen met haar doe, heeft ze nooit geld of alleen maar van die grote flappen. Die kunnen de meeste winkels niet wisselen en dan vraagt ze of ik even kan betalen. Nou, dat doe ik dan, maar als ik later wil afrekenen, komt ze weer met van die grote flappen. Dan vraagt ze of ik effe kan wisselen. Zoveel geld heb ik natuurlijk nooit en dan zegt oké komt later wel. Altijd, later, later. Nou m’n zolen, dat later komt nooit. Maar ze is stinkend rijk, ze hebben een sauna, een zwembad met een poolhouse, een camper en alleen maar grote flappen geld. Iedere dag belde ze, je moet komen, want we moeten boodschappen doen, je moet op mijn zoon passen, want ik moet naar het ziekenhuis, je moet de hond uitlaten, je moet effe dit betalen, de medicijnen halen bij de apotheek enz. Ik ben het helemaal zat, nooit een vraag nooit een bedankje en altijd ontevreden en maar lelijk doen.” Zo blijft ze maar door ratelen. “Sorry, mevrouw, zeg ik dan, “ik moet nu echt gaan.” We nemen afscheid en gaan ieder onze weg. Zij moppert luidkeels verder, “al zit haar hele kop in het verband, hebben ze haar ogen afgeplakt, ik steek geen vinger meer uit en dat geld dat ik nog van haar tegoed heb mag ze doorslikken.