woensdag 19 januari 2011

Mogettes, witte bonen van de Vendée

Johan zit, zoals een ordentelijk “pensionado” betaamt, in een luie stoel en leest een krant. De “Region Pays de la Loire,” een regionaal blad. Zijn blik valt op een vette kop in het midden van de pagina, daar staat;
“La mogette de Vendée décroche une Indication géographique protégée (IGP).
Depuis octobre dernier, le fameux haricot blanc est reconnu et protégé par l’Union Européenne. La zone géographique retenue pour la culture de la mogette de Vendée couvre quelques communes du sud de la Loire-Atlantique et une grande partie de la Vendée.”

Bourrine du bois juquaud
Nou, dat is toch even belangrijk nieuws! “Moet je horen,” roept hij naar zijn vrouw, “de witte boon van de Vendée, ‘la mogette’, heeft nu een officiële EU-erkenning en mag voortaan alleen in de Loire-Atlantique en de Vendée geteeld worden.” Johan moet onwillekeurig terug denken aan afgelopen zomer, toen hij met Mariëtte en hun vrienden Trees en Ton, het “Ecomusée de la Bourrine* du bois Juquaud” hadden bezocht. Het was toen een speciale dag, een zogenaamde Themadag. Het thema stond in het teken van, het “leven in de Marais** Breton” tot en met het begin van de twintigste eeuw. Bij een dergelijke themadag is altijd meer te zien dan op normale dagen, klederdracht, oude ambachten, authentieke agrarische producten, regionale keuken en volksdansen.

“Ik zie die dag nog voor me” zegt hij tegen zijn vrouw. We komen het museum binnen en hop, Trees staat al, met armen en benen, druk te praten met twee andere vrouwen. Zij staan naast een stookplaats, waar twee in klederdracht gestoken mannen in de weer zijn, om een vuur aan te leggen. De mannen zijn boeren uit de Marais, Maraichins, ze proppen takkenbossen in een oud olievat. Zo te zien, gaan zij daar straks op roosteren, want er staat een groot rooster naast. Gelet op de enorme rook, willen de takken nog niet echt branden. De dikke rookwolken schijnen de dames niet te deren, want zij kleppen vrolijk verder. “Nou,” zegt Ton, “laten wij eerst maar naar iets anders gaan kijken, want die afgedankte olieraffinaderij, rookt mij nog te veel en het stinkt ook nog."

Wij hebben ons net voor het open luchtpodium neer laten zakken, om de kunsten van een doedelzakker en een accordeonist te bewonderen, of daar komt Trees aanhuppelen. “Oh,” zegt Ton, “als ze huppelt, moeten we iets gaan doen. Altijd als ze ergens enthousiast over is, gaat ze huppelen.”  "Joehoe,” roept Trees, weet je wat zij gaan doen in die tent bij die grote barbecue?” “Tuinafval verbranden,” nurkt Ton. “Nee, doe niet zo gek Ton, je hebt toch ook wel gezien dat ze daar iets gaan roosteren? Nou, luister, ze gaan daar brood roosteren en in die grote tent ernaast zijn ze een gastronomische specialiteit van de Vendée aan het bereiden. Jullie moeten beslist meekomen, het is hartstikke leuk en daar binnen ruikt het ook niet verkeert.” Goed wij staan op en kuieren achter huppelende Trees aan naar de tent.


Epine noir
De tent staat, links en rechts, vol met houten bierbanken en lange tafels. Tegenover de ingang is van steigerdelen en schragen, een grote provisorische toonbank gemaakt. Op de toonbank staan stapels kartonnen borden en plastic bekers. “Hebben ze hier geen glazen en bestek,” mort Ton. “Nee, Ton,” zegt Mariëtte opgewekt, “wij eten hier met pollepels” en zij wijst op een paar enorme pollepels. De aangename lucht komt uit twee wasketels waarin witte bonen liggen te stomen. Onder de ketels een paar luidruchtige gasbranders. Van die branders die dakdekkers gebruiken om teer te smelten. Tegen de wand, achter de kookbatterij, hangt een schoolbord. Dat bord is volgekalkt met grote en kleine vette krijtletters. Het duidelijkst te herkennen is de tekst boven aan, “Trouspinette.” Trouspinette of “épine noir” is oorspronkelijk een huisgemaakte aperitief en in de Marais beter bekent als “épine.”
Tegenwoordig brengen wijn- en distillaat producenten de Trouspinette op de markt en leveren direct aan de supermarkten. Ondanks de ruime keus in de supermarkten, maakt iedere gerespecteerde Vendéese boer zelf zijn épine. Zij zijn heel trots op hun épine en drinken dit aperitief uitsluitend met vrienden onder elkaar.
Onder de tekst “Trouspinette,” op het schoolbord, staat van boven naar beneden;
Cuisine d’autrefois de la Vendée
Spécialité culinaire Mogettes à l'ancienne
Jambon de Vendée
Vin rouge Mareuil
Café

Trouspinette
Na de épine, die in de Vendée inmiddels verheven is tot Nationaal Aperitief, is de mogette in populariteit een goede tweede. De “mogettes à l'ancienne,” (een soort wittebonen in kooknat) is de meest bekende locale specialiteit. Mogettes worden zo ongeveer vereert en praktisch overal bij gegeten. Er is zelfs een “Fête de la mogette”. Verder zijn de graillées of grillées in de aanbieding. Een graillée is een op een vuur van takkenbossen geroosterde boterham. Volgens Ton zijn dat geen boterhammen, maar gegrilde dunne broodplanken. Traditioneel wordt de graillée eerst rijk besmeerd met zoute boter en daaroverheen een riante schep mogettes.

Terwijl wij zo aan het kijken zijn wat er allemaal te koop is, begint Ton te meuren dat het niet erg veel is. “Een apéro of een wijntje in een plastic bekertje, zo’n aangebrande broodplank met wittebonen nat of een plak ham, dat is alles. Noemen ze dat hier nou gastronomisch en culinair,” loopt hij te jammeren. Trees maant hem sissend, “Ton jij bent en blijft een echte knijer, alles wat vreemd is, dat deugd niet en wat je niet kent, dat vind je niet lekker.” Dan flapt er een stuk tentdoek open en komt er een man naar binnen met een grote mand vol warme en nog rokende grillées. Het culinaire festijn kan kennelijk beginnen, want de mensen komen, alsof er een signaal is gegeven, in drommen naar binnen. Trees zegt, dat zij ook die mogettes eens wil proberen en vraagt of wij ook meedoen. Natuurlijk doen wij mee en Trees wil gaan bestellen, maar besluit eerst de kat uit de boom te kijken. Als zij gezien heeft hoe de andere klanten het doen, zegt ze, “jullie moeten mee.” “Waarom” sputtert Ton. “Nou kijk” zegt Trees, “je moet bij die man daar bij het brood, eerst een bordje pakken. Dan krijg je van hem zo’n gegrilde plak brood en kan je je bestelling doen."

Wij dus met Trees mee, pakken allemaal een bordje met en laten de enthousiaste Trees bestellen. Trees wacht popelend haar beurt af. “Madame, vous” vraagt de meneer terwijl hij zijn hand uitsteekt om haar bordje aan te pakken, maar nog voordat hij de vraag kan afmaken, kakelt Trees, “katre grèjé avèk mokette!” De man vertrekt geen spier en roept naar de dames, die met de kingsize-pollepels in de witte bonen staan te roeren, “katre grèjé avèk mokette!”
De dames schieten me toch in de lach en roepen proestend terug, “Yann wat zeg jij nu weer voor onzin.” Dan zien zij ons, met Trees voorop, opschuiven met de nog lege plakken grillées op de bordjes. De vrouw die Trees’s bordje aan pakt, zegt, “let maar niet op die meneer bij het brood hoor, die maakt altijd grappen.” “Dat is niet erg hoor,” sust Trees en zegt nog eens, dat zij “mokette” op de plakken brood wil. “Ah, nu begrijp ik het,” zegt die dame tegen Trees en roept gelijk naar Yann, “t’es méchant toi et c’est pas drôle du tout.” (dat is niet aardig van je en helemaal niet leuk). Daarna richt zij zich weer tot Trees en legt uit dat mogettes uitgesproken moet worden als mosjettes. “Mokette” is iets voor op de vloer. Een man naast Trees, zegt om haar gerust te stellen, “geneer u niet hoor mevrouw, want zelfs wij, fransen, weten soms niet hoe sommige woorden uitgesproken moeten worden. “Alstublieft een beetje extra mogettes voor madame” zegt de vriendelijk lachende vrouw vanachter de toonbank en zij reikt het doorbuigende kartonnen bordje aan Trees. Dan is het onze beurt en ook wij krijgen een enorme kwak witte bonen over de gegrilde broodplank.

Als wij naar een tafel lopen, zegt Ton in gevijnsde opperste verbazing tegen Trees, “wat!”, “heb jij een broodje tapijt besteld? Nou gelet op het formaat boterham, hoop ik wel dat het kamerbreed is.” “Ja ja,” sputtert Trees, "alsof jouw Frans zo geweldig is. Je wist niet eens waar het over ging, anders had je mij wel gecorrigeerd. Laten wij maar gaan eten, dat lijkt mij beter.”
Ze zijn nauwelijks aan het eten of Ton’s gezicht betrekt en hij jammert, “gafferdemme, dit is echt een broodplank met brandschade! Het brood is nog keihard ook, zelfs met het wittebonen nat erop. Het brood ruikt en smaakt naar de rook van die takkenbossen, het is takkebrood! De witte bonensaus vind ik ook niet zo lekker, die smaakt ranzig, het is net of er varkensvet in zit.” “Ja,” roepen wij, alsof het afgesproken is, in koor, “wij vinden het ook wel lekker!” Ton kijkt een beetje beteuterd en vindt kennelijk dat hij er beter aan doet ook eens iets positiefs te zeggen. “Die épine is wel lekker, jammer dat het in plastic bekertje zit.”

“Ja,” zegt Mariëtte, "arme Ton, hij had niet echt zijn dag toen en wat kan hij griepen hè.”
“Hé, Mariëtte, ik ga Ton even stangen. Ik ga hem het nieuws vertellen dat de witte bonen van de Vendée, een officieel certificaat van de Europese Unie hebben.”
Johan pakt de telefoon en toetst het nummer van Ton. Hoe kan het zo zijn, hij krijgt gelijk Ton aan de lijn. Johan vertelt wat hij heeft gelezen over de officiële internationale erkenning van de Vendéese witte bonen. “Ach, jij bent gek, een paard achter het behang, nou goed,” klinkt het aan de nadere kant van de lijn. “Die troep is niet te pruimen.” “Toch is het echt waar, Ton ik zal je het artikel mailen. Trouwens je kunt het ook vinden op Internet, op de site van de EU.” “Nou als dat waar is, dan wordt het hoog tijd, dat Nederland zich sterk gaat maken voor een officiële erkenning van ‘Bartjes brune bonen.’ Die zijn ook niet te vreten, maar de brune boon van Bartje is wel nationaal erfgoed. Drenthe is er mee op de kaart gezet en het betekende gelijk het einde van het plaggenhutten-tijdperk van de Ellerts en Brammerts. Nou Johan bedankt voor je telefoontje, ik zal het ook aan Trees vertellen, zal ze blij mee zijn. Groeten aan Mariëtte en tot dan, ajuus”

* Typisch traditioneel huis in de Marais Breton-Vendéen gebouwd van aarde vermengd met stro en bedekt met riet.

** Een broek (marais) is een laaggelegen gebied dat nat blijft door opwellend grondwater (kwel) of is een langs een rivier of beek gelegen laag stuk land dat regelmatig overstroomt en 's winters vaak langere tijd onder water staat.

zondag 9 januari 2011

Geneviève en Gigi, een stel apart.

Voleur en Brise zijn uitgelaten, ze rossen met wild kwispelende staarten dwars door de bamboe. Vanachter de bamboe, aan de andere kant van het hek, klinkt een bekend en vrolijk gekef. Dat is Gigi, het hondje van Geneviève. Die twee zijn altijd samen. Geneviève woont in Parijs en heeft hier een klein tweede huisje, bij de waterval. Met enige regelmaat verblijven zij daar enkele weken. Gigi is een Silky terriër en een vriendinnetje van Brise. Brise is dol op Gigi, vooral op die mooie, grote roze zijden strik, die zij altijd om haar nek heeft. Binnen de kortste keren heeft Brise die strik los en het is net of Gigi dat ook geweldig vindt. Zo gauw als die strik eraf is, gaan bij Gigi alle remmen los. Ze rolt, springt en rost met Brise en Voleur door de struiken met de grote Voleur in hun kielzog. Voleur is heel voorzichtig en speelt niet echt mee. De eerste keer dat Voleur meespeelde, was dan ook bijna fataal afgelopen.
Voleur en Brise


Dat ging zo, de kleine Gigi vindt een stok, neemt die in de bek en gaat Brise uitdagen en dollen. De twee, een beagle en een silky, beginnen ieder aan een kant van de stok te trekken. Dat kan die kleine silky natuurlijk nooit winnen. Zij verliest steeds meer terrein, maar een terriër, opgeven? Nooit! Gigi begint fanatiek te grommen, Voleur duikt op die stok, neemt die in zijn bek en slingert de stok met twee honden eraan in het rond. Gigi vliegt ongeveer een meter door de lucht en smakt op de grond. Brise is vast blijven houden, maar Voleur trekt met steeds meer geweld en slingert Brise wild hen en weer. Brise houdt het echt niet meer en laat los. Voleur schiet achteruit, struikelt en beland boven op Gigi die net aan het op krabbelen is. Een hartverscheurend gekrijs, gevolgd door een gesmoord en heel benauwd klinkend gerochel. Voleur springt als door een adder gestoken op en kijkt geschrokken naar de verfomfaaide Gigi. Die maakt nu geen geluid meer en ligt daar onbeweeglijk met de tong uit haar bek. Plotseling verstijft haar lichaam en is het net of het licht uit haar ogen schiet. Voleur weet niets anders te doen dan het slachtoffertje te likken.


Dan gebeurd het ongelooflijke, Geneviève komt aangesneld en ziet dat Voleur, Gigi staat te likken. Op hetzelfde moment komt die kleine bij en springt op, alsof er niets aan de hand is. Voordat ze vraagt wat er gebeurd is, roept Geneviève “Oh wat lief van Voleur, hij heeft Gigi getroost.” Vanaf dat moment is Voleur, uiterst voorzichtig met Gigi. Je zou haast zeggen, dat hij echt bezorgd is om dat mini-hondje. Tegenwoordig presenteert Voleur zich als een soort “beschermheer” van Gigi. Vindt hij dat Brise de macho gaat uithangen en Gigi meer als prooi dan als vriendinnetje ziet, dan grijpt hij grommend in. Het is een vermakelijk schouwspel, behalve voor Geneviève, die vindt dat strenge optreden van Voleur toch nog steeds een beetje eng.


Geneviève is geboren en getogen in Parijs en is, dat zal niemand verbazen, een stereotype parisiënne. Elegant, slank, kittig en getooid met een kapsel van “haut-coiffure.” Gedreven door haar verlangen naar eeuwige jeugd, heeft zij haar gelaatstrekken met erg veel ijver gecamoufleerd. De kleding die ze op het platteland draagt, haar “campagneoutfit,” bestaat uit een assortiment van echte haut-couture. Op druilerige of regenachtige dagen loopt zij, met Gigi aangelijnd aan een soort werpmolen, in een superglanzende lakregenjas. Zij heeft een witte, een zwarte, een roze en een goudkleurige lakregenjas. Daarbij draagt zij, zonder een spoor van hoogtevrees, laklaarsjes met hyperhoge naaldhakken. De laarsjes zijn uiteraard altijd in dezelfde kleur, als de jas die zij draagt. Maar onder al deze pracht en praal, huist een schat van een vrouw. Zij heeft feitelijk maar één afwijking en dat is de manier waarop zij met haar hondje omgaat. Voor haar is Gigi het kind, dat zij helaas nooit meer zal kunnen krijgen. Bovendien is Gigi haar enige huisgenoot, sinds zij twee jaar geleden op de jeugdige leeftijd van zestig lentes, weduwe werd. Zij heeft dan ook een bijna grenzeloze angst, dat Gigi iets zou kunnen overkomen.


Geneviève heeft de buitenkant van haar huisje weer helemaal in originele staat laten restauren. Het interieur heeft een complete metamophose gekregen, waardoor van het authentiekekarakter niets meer terug te vinden is. Zij heeft dat laten inrichten door een bevriende stylist uit Parijs. Geneviève noemt het “style G-G" ofwel de “Geneviève-Gigi-stijl”. Als je binnen komt, weet je niet wat je ziet. Gigi heeft een eigen kamer met een goed gevulde garderobe kast. Kleding voor ieder jaargetijde, voor het voor- en najaar een paar regendekjes. Jasjes van suède en kalfsleer, enkelen zelfs met bontkraag. Om Gigi te beschermen tegen extreme kou, heeft ze ook nog mutsjes en een “lammycoat” met capuchon. In de badkamer heeft zij door Juliën, de plaatselijke loodgieter, een hondenbad laten installeren. Zij heeft een beautycase vol met toilet artikelen voor haar bestiale partner, lotions, shampoos, kammen, borstels, tandpasta, tandenborstel, noem het maar op. In het begin is er in het dorp hard gelachen en een hoop ongein rond verteld over Geneviève en haar geadopteerde dochter Gigi. Nu hoor je daar niets meer over en dat komt, omdat ze gastvrij is, altijd een vriendelijk woord heeft en belangstellend naar anderen is. Zij is, door de mensen hier, volledig geaccepteert om wat zij is.


Geneviève brengt altijd iets mee voor Voleur en Brise. De eerste keer, toen ze heel opgetogen, met een schoentje van runderhuid aan kwam, ging dat ongeveer zo. “Ik heb een cadeautje voor Voleur dat zal hij vast heel leuk vinden, want Gigi kan daar ook zo leuk mee spelen.” Zij roept Voleur, die komt, gaat braaf zitten en steekt, in afwachting van wat lekkers, zijn poot alvast uit. Geneviève pakt zijn poot en geeft hem het kleinood. Voleur blijft keurig zitten, pakt het schoentje in zijn bek, “knak, knak, knak” en schoentje helemaal op. Met een blik van afschuw kijkt zij naar Voleur en deze weet niets anders te doen, dan zijn poot maar weer eens uit te steken in de hoop op nog een schoentje. Tegenwoordig brengt Geneviève iets lekkers mee voor de honden, iets lekkers om op te eten. Ook vandaag is ze gekomen om “bonjour” te zeggen en de honden hun presentje te geven.


Mariëtte nodigt Geneviève uit om binnen te komen, als de belangrijkste nieuwtjes zijn uitgewisseld, komt het gesprek als een automatisme weer uit op honden. “Weet je ook," vraagt Geneviève, “wanneer Voleur en Brise jarig zijn?” Mariëtte is nu nieuwsgierig en vraagt, “waarom wil je dat weten?” “Nou, ik heb voor de honden in onze buurt, een hondenverjaardagskalender gemaakt. Nu lijkt het mij leuk om ook de verjaardagen van
Voleur en Brise daar op te zetten.”


“Thuis, in Parijs, organiseren wij bij ons in de buurt, verjaardagsfeestjes voor de honden.” “Een verjaardagsfeestje voor honden,” vraagt Johan verbaasd, “hoe gaat dat dan?” “Nou” vervolgt Geneviève, “als een van de honden jarig is, komen we bij elkaar en dat is zo enig. Wij doen ze allemaal een feestmutsje op en trakteren ze met een hondenbrochette.” “Een hondenbrochette,” vraagt Mariëtte, “hoe zien die er uit?” “Oh, die maken wij zelf, wij rijgen aan dunne runderstaafjes stukjes kaas en worst, nou dat vinden ze echt heerlijk hoor. De honden die er niet bij kunnen zijn, sturen wij een kaartje of we bellen, om ze te feliciteren. Dus als ik weet wanneer Voleur en Brise jarig zijn, schrijf ik hen op mijn hondenverjaardagskalender. Dan kan ik hen ook een kaartje sturen als ze jarig zijn. Oh, wacht, ik heb een kalender voor jullie meegenomen, die ligt nog in de auto. Ik laat Gigi even bij jullie hè, dan ga ik de kalender even halen.”


“Echt iets voor haar hè, verjaarspartijtjes organiseren voor hondjes,” zegt Johan, als Geneviève naar haar auto is. “Ach, Johan, wat geeft dat nou, het is lief bedoeld en ik denk dat die andere vrouwen dat ook wel leuk vinden, maar zelf moet ik er niet aan denken. Trouwens ik zie Voleur en Brise al opgedoft zitten met een stelletje gecoiffeerde en geparfumeerde soortgenoten. Dat gaat nooit lukken, zij pikken stante pede al die brochettes af en hap slik weg.” “Dat denk ik ook,” zegt Johan, “want, …”. Nog voor hij zijn zin af kan maken stapt Geneviève alweer de keuken in. Zij toont, enthousiast en met een soort innige trots, haar hondenverjaardagskalender, alsof zij er zelf van geniet,. Op het schutblad prijkt een groepsfoto van alle hondjes die op de kalender genoteerd staan. De hondjes staan op de foto alsof zij naar carnaval gaan, in kakelbonte pakjes en sommigen hebben feestmutsjes op. Er zijn twee hondjes die er uitspringen. Een witte dwergpoedel en reekleurige Chiwawa.


De dwergpoedel is ongetwijfeld door een beeldhouwer gesnoeid, want het is een fantastisch kunstwerk. “Dat poedeltje,” vertelt Geneviève, “luistert naar de naam Tintin (Kuifje) en is vernoemd naar de beroemde stripheld.” Tintin heeft een asymmetrische kuif, net als zijn bekende naamgenoot. Hij draagt verder, een zwart pinkelhoutje om zijn nek, een bordeauxrode bolero en een zwart broekje. Zijn staart rijst, uit dat broekje, als een gemodelleerde suikerspin omhoog. De Chiwawa heet, Benito en draagt een felgekleurde gebreide of geweven poncho. Op zijn neus een kanjer van een zonnebril en boven op dat kleine koppie een enigszins aangepaste sombrero.


“Hele mooie foto,” zegt Mariëtte, “Gigi ziet er heel charmant uit. Heb je dat door een professionele fotograaf laten doen?” “Nee, dat heb ik helemaal zelf gedaan, de foto’s, de lay-out van de kalender, alles. Een beetje foto shoppen, knippen en plakken en de rest heb ik laten verzorgen door een drukker.” “Knap werk, zelfs 'fotoshoppen',” valt Johan in, “nou je bent verder dan ik, een e-mail lukt mij nog wel, maar dat is dan ook ongeveer alles.”
“Ja, Geneviève, ik ben ook erg onder de indruk, ik had er geen idee van dat jij dat allemaal kunt. Ik vind het echt heel leuk en als je wilt stuur ik je ook foto’s van Voleur en Brise, maar niet met kleertjes aan.” “Nee, Mariëtte, dat hoeft ook niet, jullie honden zijn daar veel te groot voor. Stuur maar een paar foto’s zoals ik ze ken, groot, stoer en een tikkeltje brutaal. Vooral de ondeugende blik van Brise vind ik zo charmant. Oh, is het al twaalf uur? Dan moet ik snel naar de bakker, alvast bedankt. Zo gauw als de volgende hondenverjaardagskalender klaar is, stuur ik er een naar jullie. A bientôt.”