Wat de meeste
restaurants van dat programma als eerste overnemen, is het zogenaamde, is het
minimalisme, dus weinig op je bord. De kwaliteit camoufleren ze met het
uitbundig versieren van de schotels en trendy tafelservies. En om kwaliteit te
suggereren, hebben ze, vooral in de regio’s, allerlei onderscheidingen bedacht,
zoals bijvoorbeeld een zilveren koksmuts of een gouden pollepel. Een ding weet
ik zeker, ze gebruiken allemaal een gouden vork om de rekening te schrijven.
Gelukkig lukt het af en toe een nieuw en acceptabel eethuis te scoren.
Dat nieuwe
restaurantje ligt, nota bene, vlakbij. Dus hoog tijd om dat eens uit te testen.
Het pand ligt een beetje verscholen, maar ziet er grappig uit. Wij naar binnen,
interieur ziet er gezellig en verzorgd uit. Ook de ontvangst is vriendelijk,
jassen worden aangepakt en een “oberres” leidt ons naar een tafeltje. Zelfs de
stoelen schuift zij weg en aan. Tot zover dus heel netjes.
![]() |
Amuses |
Wij krijgen de
menukaart en bestellen alvast een aperitief, een rode Port. Terwijl wij de
kaart bestuderen, komen er twee stukken leisteen naar onze tafel draven. Op die
leistenen platen staat wat poppenservies, twee kleine glaasjes, een sauskommetje
en een soort soepterriennetje, allen gevuld met een theelepeltje smurrie. Dat
zijn de amuses die bij het aperitief horen, een tartare met langoustines en
crevettes en de andere een tapenade variation foie gras. Een ander “oberresje”
brengt de port aan tafel. Nou heb ik vele soorten portglazen gezien, maar deze
zijn bijzonder, een kristallen bloempot. Zo een waar Anita met de kerst de
drijfkaarsjes in laat rond dobberen. De inhoud is nauwelijks waar te nemen.
Kijkend in het glas, merk ik dat de bodem nat is. Dan kijk ik het “oberresje” quasi
misprijzend aan, wijs naar het glas en vraag, “wil je me dronken hebben of zo?”
Duidelijk aangeslagen, reageert zij geschrokken, “oh, nee, nee, nee, meneer,
het is maar 4 cl. Port.” Omdat het lieve kind zo is geschrokken, trek ik een
brede lach op mijn gezicht en zeg dat het maar een grapje was. Opgelucht
bedankt zij en vertrekt.
Intussen zetten wij
onze zoektocht over de kaart voort. Vele bekenden,
zoals, langoustines, foie gras, escargots, bar en coquille de St. Jacques
passeren de revue. Maar bij het lezen van, “quasi de veau,” val ik weer
helemaal uit mijn rol als ideale gast. Ik wijs Anita op de kaart en zeg, “kijk,
dat zal ook wel paardenvlees zijn.”
![]() |
Quasi de veau |
Tegenwoordig, met al
die voedsel “schandalen,” weet je niet meer, wat je echt op je bord krijgt.
Stoutmoedig en met vertrouwen in onze smaakpapillen maken wij een keus. We
vallen van de ene verbazing in de andere. De gerechten zijn niet alleen à la
haute cuisine opgemaakt, maar smaken ook nog eens lekker. Dan maakt het toch ook
geen ruft meer uit, of het nu kameel, dinosaurus of walrus is. Slamat makan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten