dinsdag 6 november 2012

De “after druivenpluklunch.”

Het jaarlijks “vreetfestijn,” de gezamenlijke maaltijd na de druivenoogst is, hier in de Marais,  een ritueel hoogtepunt. Dat ziet er ongeveer zo uit. Een lange tafel, stijl Maraichin, met aan de ene kant de dames, schoon en netjes gekleed. Aan de andere kant het manvolk, met wilde haren of met de pet op. De mannen zitten aan tafel in hun werkplunje compleet met de onmisbare grote rode zakdoek. Volgens hen is omkleden nutteloos, want zij moeten zo toch weer werken.

Vandaag staat er wild zwijn op het menu en dat moet zo te horen van de tafelgasten, werkelijk een feest zijn. Vier vrouwen brengen grote dampende pannen en schalen naar de tafel. De grootste schaal, waarop het gebraden stoffelijke overschot van het zwijn ligt te rusten, gaat naar Gugus. Zo gauw als het zwijn voor hem op tafel staat, begint hij breed glunderend aan de sloop. Hij mikt en kwakt met veel plezier bij iedereen een brok op zijn of haar bord. Enkele dames protesteren tegen de kwantiteit. Gugus doet dat af met een simpel “mange,” eet. De rest, zoals aardappels in de schil en witte bonen met saus, moet iedereen zelf opscheppen.  

Opvallend is, dat iedereen eet met de ellebogen op tafel. De dames aan tafel, kirren wat en praten over koken en lekker eten. De mannen lachen luid, pochen over de jacht en hun nauwelijks te overtreffen buit. Alle gasten eten met vork, het mes wordt slechts gebruikt om het stuk zwijn nog kleiner te maken. De dames hanteren hierbij keurig het tafelmes, maar de mannen gebruiken hun eigen mes.

Want een beetje kerel heeft toch zijn eigen mes, meestal een zakmes, soms een stiletto. Dat mes is, voor de Maraichin, een onvervangbaar stuk gereedschap. Hij gebruikt het voor van alles en nog wat, snoeien, koeientouwtjes doorsnijden, een konijn villen, maar ook om een kip of eend de hals door te snijden. Of de heren het mes ooit, met een lekker sopje, schoon maken, is niet bekend. Traditiegetrouw reinigen zij het snijwerktuig aan de rechter broekspijp of met de grote rooie lap, waar men ook de neus mee snuit.

Een andere opvallende gewoonte is, dat de “meisjes” anders communiceren dan mannen. De dames leggen hun vork op tafel als zij hun handen nodig hebben om het gesprek kracht bij te zetten. Mannen daar en tegen, houden alles vast en dat levert soms angstige taferelen op. Armen woest zwaaiend over tafel met een vork en een vlijmscherp stuk staal in de vuisten. Zeer waarschijnlijk is, dat ook Vincent van Gogh op die manier zijn oor is kwijt geraakt. Gewoon tijdens een vriendschappelijk tafelgesprek.

Bij het serveren van het wild lijkt het, of de mannen achteruit deinzen. In werkelijkheid is dat niet zo. Het is een reflex om met een subtiel doch demonstratief nonchalant gebaar in een flits het zakmes uit de broekzak te trekken. 
Kijk dat gaat zo, als de mannen wild op hun bord krijgen, schuiven ze met hun kond, in een vloeiende beweging, de stoel naar achteren. Dan leunen zij achterover met de stoel op de achterste poten, graaien in de broekzak en halen hun mes naar boven. Daarna volgt eerst het klappen van de stoelpoten en dan het lawaai van het weer aan tafel schuiven. Aan tafel klappen zij het snijtuig open en een enkele keer schouwen zij elkaars werktuigen.

Tijdens het eten is het de gewoonte om, ook met volle mond, gewoon door te praten. Ook de vrouwen kleppen met de mond vol, de mannen smakken zelfs luidruchtig. De macho’s slaken regelmatig een soort langgerekt “èh” om te laten horen dat ze het eten voortreffelijk vinden. Het is ook traditie, om als dank voor de gastvrijheid, geen vuile vaat achter te laten. Alle tafelgangers maken met een stuk brood hun bord zo grondig schoon, dat het zo weer de kast in kan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten