dinsdag 9 oktober 2012

De bramen zijn rijp en de rapen gaar.

Overal waar je kijkt, zie je hier bramenstruiken. Langs bermen, op braak liggende velden en als afscheiding van terreinen en erven. Vanaf half augustus tot zelfs in oktober zijn er vruchten te plukken. In die periode merk je hoe enorm de bramen, in deze kontreien, bij de mensen in trek zijn . Zo gauw de bramen beginnen te rijpen zijn, komen zij van heinde en verre voor de hun jaarlijkse “pluk.” Een leuk en gezellig gezicht, al die plukkende mensen met mandjes en plastic tasjes. Of de mensen nu in de berm, op je land of in je heg staan te plukken, maakt allemaal niks uit. Het is, amusant, sociaal en een geweldig en jaarlijks terugkerend ritueel.

Op een zonnige zaterdag liep dat allemaal even anders, de bekende uitzondering op de regel.

Er komt zo’n volgeplempte rasechte Franse familieauto aan rijden. De chauffeur ziet geen geschikte parkeerplek tussen de auto’s die al in de berm staan. Hij aarzelt even, ziet dan een opening tussen twee kleine autootjes, te klein om zijn auto er tussen te parkeren, maar groot genoeg om er tussen door te rijden. Hij kiest voor het laatste, manoeuvreert zijn “familiale” met de neus tussen de autootjes en blaast dan gewoon het land op. Vijftig meter verder stopt hij, deuren klappen open en negen man springen naar buiten. Rukken manden en emmers uit de kofferbak en gooien ze op een hoop. Daarna gebeurt er even niets en staan ze doelloos naar de weg te staren. Er komt weer leven in de groep, als er een of ander gek ding aan komt tuffen. Het is een superklein autootje met een trap bovenop een imperiaal, een soort bemande “Dinkey Toy.” De commandant van de familiebak begint naar het micro autootje te zwaaien en te roepen, dat zij ook het land in moeten rijden. De bemanning heeft het begrepen en volgen de instructies van de “gezagvoerder” van de familiale. Langzaam ploeterend en hobbelend als over een maanlandschap zwoegt het kleinood voort. Het lijkt wel een trapauto, vandaar die trap op dak natuurlijk.

Het hoestende en puffende autootje komt zuchtend tot stilstand, net voor de hoop manden en emmers. Helpende handen trekken een portier open en halen met grote inspanning een dikke bejaarde vrouw, die eigenlijk qua omvang niet echt in het kleine wagentje past, naar buiten. Aan de andere kant is de chauffeur op eigen kracht uit de “voiture” gevallen en hij jammert om zijn stok. Twee man helpen de onfortuinlijke man weer op de benen en leiden hem naar de anderen die intussen al met het begroetingsceremonieel zijn begonnen. Het begroeten gaat hier als volgt, er wordt op beide wangen twee keer gekust. Dus, rechts, links, rechts en weer links in een zodanig ritme, dat je twee keer “ça va” kunt zeggen, zonder in ademnood te geraken. Bijvoorbeeld zo; kus rechts, “ça va,” kus links, “ça va,” kus rechts en kus links. Twee keer achter elkaar “ça va,” zeggen, zonder kus ertussen, is niet toegestaan.

Het begroeten is klaar en de nabije omgeving weet nu van “wat en hoe.” De twee oudjes zijn Papi en Mamie en de “commandant is de oudste zoon. De laatste trekt dan ook onmiddellijk het gezag weer naar zich toe. Hij verdeelt de taken, de emmers, de mandjes en helpt klein opaatje met het installeren van het trapje. Nu kan de heg aangevallen en leeg geplukt worden.

Aan de andere kant van de heg ligt het domein van Brise en Voleur. Een kleine Beagle en een grote gitzwarte Beauçeron, twee onafscheidelijke kameraden. Voleur ligt te genieten in het zonnetje en Brise loopt snuivend en mopperend rond. Hij vindt het zichtbaar helemaal niks, dat gefriemel aan zijn heg. Af en toe laat de kleine macho een gesmoord en laag protestblafje horen. Voleur neemt dan slechts de moeite om een oog te openen en de kleine aan te kijken, zo van, wat maak je je nou druk.

Plotseling zwaait er een krijsende kop boven de heg. Klein opaatje die op het trapje zijn evenwicht verliest. Brise springt geschrokken en in paniek, wel een meter in de lucht. Voleur duikt in volle vaart met zijn hele bast de heg in en begint luid en angstaanjagend te blaffen. De bramenplukbevolking gilt het uit, een vrouw huilt en kreunt en de stoere leider van de groep, staat driftig schreeuwend achteruit te bidden. Als Jean, gealarmeerd door de verschrikkelijke herrie, polshoogte gaat nemen, krijgt hij de wind van voren. De aangeslagen plukploegenleider beschuldigd Jean, dat hij zijn honden niet onder appèl heeft en dat die valse grote zwarte geen muilkorf draagt. Hij gaat verhaal halen bij de politie, want opa is met trap en al bovenop oma gevallen en dat is allemaal de schuld van Jean en zijn valse honden.
Voor Jean zijn de rapen nu echt gaar. “Meneer,” zegt hij, “u moet doen wat u niet laten kunt, maar mijn honden zijn op hun eigen terrein.” “U bent op privé terrein, mijn terrein en als u slim bent gaat u in plaats van u te beklagen, nu eerst deze, wijzend naar opa en oma, mensen helpen.” “Aurevoir,” zegt Jean en gaat naar zijn honden om ze te kalmeren. Voleur die zo de bramenstruiken in was gevlogen heeft daar zo te zien alleen een flinke schram over zijn neus aan over gehouden. Hij heeft kennelijk helemaal geen last van de wond, want bij het aanraken reageert hij niet eens.

Wat later, als de bezoekers zijn vertrokken gaat Jean zijn dagelijkse wandeling met de honden maken. Bij terugkomst ziet hij dat er nog een trapje in de heg staat en omdat hij verder niet weet hoe hij de eigenaar kan bereiken, besluit hij de politie te bellen.       
Politie gebeld en uitgelegd wat er gebeurd is en dat er nog een trapje staat. Antwoord, “laat maar fijn staan als ze het niet op komen halen, tant pis, poubelle.” Dat is nu ruim drie weken geleden en het staat er nog. Durven ze vast niet meer op te halen, want de rapen zijn gaar! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten