Op een zonnige zaterdag liep dat allemaal even
anders, de bekende uitzondering op de regel.
Er komt zo’n volgeplempte rasechte Franse
familieauto aan rijden. De chauffeur ziet geen geschikte parkeerplek tussen de
auto’s die al in de berm staan. Hij aarzelt even, ziet dan een opening tussen
twee kleine autootjes, te klein om zijn auto er tussen te parkeren, maar groot
genoeg om er tussen door te rijden. Hij kiest voor het laatste, manoeuvreert
zijn “familiale” met de neus tussen de autootjes en blaast dan gewoon het land
op. Vijftig meter verder stopt hij, deuren klappen open en negen man springen naar
buiten. Rukken manden en emmers uit de kofferbak en gooien ze op een hoop.
Daarna gebeurt er even niets en staan ze doelloos naar de weg te staren. Er
komt weer leven in de groep, als er een of ander gek ding aan komt tuffen. Het
is een superklein autootje met een trap bovenop een imperiaal, een soort
bemande “Dinkey Toy.” De commandant van de familiebak begint naar het micro
autootje te zwaaien en te roepen, dat zij ook het land in moeten rijden. De
bemanning heeft het begrepen en volgen de instructies van de “gezagvoerder” van
de familiale. Langzaam ploeterend en hobbelend als over een maanlandschap zwoegt
het kleinood voort. Het lijkt wel een trapauto, vandaar die trap op dak
natuurlijk.
Het hoestende en puffende autootje komt zuchtend
tot stilstand, net voor de hoop manden en emmers. Helpende handen trekken een
portier open en halen met grote inspanning een dikke bejaarde vrouw, die
eigenlijk qua omvang niet echt in het kleine wagentje past, naar buiten. Aan de
andere kant is de chauffeur op eigen kracht uit de “voiture” gevallen en hij
jammert om zijn stok. Twee man helpen de onfortuinlijke man weer op de benen en
leiden hem naar de anderen die intussen al met het begroetingsceremonieel zijn
begonnen. Het begroeten gaat hier als volgt, er wordt op beide wangen twee keer
gekust. Dus, rechts, links, rechts en weer links in een zodanig ritme, dat je
twee keer “ça va” kunt zeggen, zonder in ademnood te geraken. Bijvoorbeeld zo;
kus rechts, “ça va,” kus links, “ça va,” kus rechts en kus links. Twee keer
achter elkaar “ça va,” zeggen, zonder kus ertussen, is niet toegestaan.
Het begroeten is klaar en de nabije omgeving
weet nu van “wat en hoe.” De twee oudjes zijn Papi en Mamie en de “commandant is
de oudste zoon. De laatste trekt dan ook onmiddellijk het gezag weer naar zich
toe. Hij verdeelt de taken, de emmers, de mandjes en helpt klein opaatje met
het installeren van het trapje. Nu kan de heg aangevallen en leeg geplukt
worden.
Aan de andere kant van de heg ligt het domein
van Brise en Voleur. Een kleine Beagle en een grote gitzwarte Beauçeron, twee
onafscheidelijke kameraden. Voleur ligt te genieten in het zonnetje en Brise
loopt snuivend en mopperend rond. Hij vindt het zichtbaar helemaal niks, dat
gefriemel aan zijn heg. Af en toe laat de kleine macho een gesmoord en laag
protestblafje horen. Voleur neemt dan slechts de moeite om een oog te openen en
de kleine aan te kijken, zo van, wat maak je je nou druk.
Plotseling zwaait er een krijsende kop boven de heg. Klein opaatje die op het trapje zijn evenwicht verliest. Brise springt geschrokken en in paniek, wel een meter in de lucht. Voleur duikt
in volle vaart met zijn hele bast de heg in en begint luid en angstaanjagend te
blaffen. De bramenplukbevolking gilt het uit, een vrouw huilt en kreunt en de
stoere leider van de groep, staat driftig schreeuwend achteruit te bidden. Als
Jean, gealarmeerd door de verschrikkelijke herrie, polshoogte gaat nemen,
krijgt hij de wind van voren. De aangeslagen plukploegenleider beschuldigd Jean,
dat hij zijn honden niet onder appèl heeft en dat die valse grote zwarte geen
muilkorf draagt. Hij gaat verhaal halen bij de politie, want opa is met trap en
al bovenop oma gevallen en dat is allemaal de schuld van Jean en zijn valse
honden.
Voor Jean zijn de rapen nu echt gaar. “Meneer,”
zegt hij, “u moet doen wat u niet laten kunt, maar mijn honden zijn op hun
eigen terrein.” “U bent op privé terrein, mijn terrein en als u slim bent gaat
u in plaats van u te beklagen, nu eerst deze, wijzend naar opa en oma, mensen
helpen.” “Aurevoir,” zegt Jean en gaat naar zijn honden om ze te kalmeren.
Voleur die zo de bramenstruiken in was gevlogen heeft daar zo te zien alleen
een flinke schram over zijn neus aan over gehouden. Hij heeft kennelijk
helemaal geen last van de wond, want bij het aanraken reageert hij niet eens.
Wat later, als de bezoekers zijn vertrokken
gaat Jean zijn dagelijkse wandeling met de honden maken. Bij terugkomst ziet
hij dat er nog een trapje in de heg staat en omdat hij verder niet weet hoe hij
de eigenaar kan bereiken, besluit hij de politie te bellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten