zondag 19 december 2010

Met de Kerst moet er wild op tafel.

Het is vlak voor de Kerst en in plaats van “Stille nacht, heilige nacht,” is in grote delen van Frankrijk, de hel weer losgebarsten. Talloze “Fransmannen” en tegenwoordig ook een groeiend aantal “Fransvrouwen,” hebben zich weer uitgedost als guerrillastrijders en trekken massaal naar het front. Om de doodsimpele reden, dat er met de Kerst wild op tafel moet komen. Zonder wild, wijn en ganzenlever, geen “Vrede op Aarde in Frankrijk.

Mariëtte en Johan zijn aan het werk in de tuin. Het is guur en ijzig koud. “Kijk, Johan, het water in de karpervijver is zelfs bevroren.” Johan loopt naar haar toe en maakt met zijn voet een gat in het nog dunne ijs. “Zo,” zegt hij, “hebben de karpers weer lucht.” Mariëtte en Johan kletsen nog wat en net op het moment, dat Johan opmerkt dat het toch opvallend stil is, vallen de eerste knallen. “Ja, Johan, dat had je dus beter niet kunnen zeggen, want het is de hele week al kermis.” De schoten klonken niet zo heel dichtbij, maar voor alle zekerheid, roepen ze toch de honden en brengen die naar binnen.
Johan gaat weer naar buiten, hij wilt net naar de schuur lopen en ziet in een flits twee carnavalesk uitgedoste figuren. “Mariëtte, Mariëtte!” “Moet je komen kijken, wie zijn dat?” “Asterix en Obelisk, zie je dat dan niet,” zegt zij. “Verrek, je hebt gelijk, ze lijken sprekend, maar wat zien die gasten er belachelijk uit. Groene en bruine camouflagepakken en daaroverheen een reflecterend kanariegeel hesje.” Op dat moment komt Maurice even buurten en loopt het erf op. Maurice, de buurman van Mariëtte en Johan komt altijd langs, als er weer een nieuwtje te vertellen valt. Hij komt dan altijd tegen koffietijd, omdat hij dat zo gezellig vindt, zegt hij. Vooral omdat Mariëtte, hem dan een koffielikeurtje bij de koffie presenteert.

“Die twee mannen,” zegt Maurice. “Asterix en Obelisk,” vult Mariëtte aan. “Precies,” vervolgt Maurice, “zo worden ze hier in de buurt ook genoemd.” “Asterix,” of eigenlijk Gui, is de slimste van de twee, maar een schurk. Hij heeft maling aan alles, jaagt en slacht illegaal. Zet zijn eigen fazanten en kwartels uit om er vervolgens op te jagen. Die andere, “Obelisk,” die heet Gilles, vernoemd naar Blauwbaard en die is niet alleen lui, maar is ook nog stom! Hij is zelfs zo dom, dat hij de afdrukken van Nordic Walking sticks in het bos, aanziet voor een wildspoor. Over hem gaan de wildste verhalen rond. Ik zal jullie vertellen wat ik over hem gehoord heb. Enkele affaires hebben zelfs de regionale pers gehaald.”

“Hij is door de jachtvereniging geroyeerd, omdat hij bij een jachtpartij op wilde zwijnen, de president van de jachtvereniging een kogel over z’n hoedje heeft laten fluiten. Dat is begin dit jaar, in maart of zo, gebeurd. Bij die zelfde jachtpartij heeft hij, met z’n domme kop, een wildzwijn met biggen aangeschoten. Getergd door een schampschot is dat zwijn op de jagers afgestormd. Twee stoere jachthonden en een koelbloedige jager hebben voorkomen dat er menselijke slachtoffers zijn gevallen. De bij zijn positieven gebleven jager heeft, toen het zwijn in gevecht was met de honden, kans gezien om het zwijn een genadeschot te geven. Helaas was een van die honden zo erg gewond, dat hij ter plaatse moest worden afgemaakt. De president heeft geen aangifte gedaan van het schietincident en heeft het gelaten bij een waarschuwing. Later heeft het bestuur besloten, om Gilles, op grond van ‘herhaaldelijk onverantwoord gedrag,’ zijn lidmaatschap af te nemen.”

“En dat gaat dus nog gewoon, los van alle vakbonden, met een vuurwapen het bos in?” vraagt Johan ontzet. ”Is er dan geen controle, door bijvoorbeeld de gendarmerie of zo?” “Neen, want Gilles heeft nog steeds een jachtvergunning en dit stuk bos is privé domein. Dat is eigendom van Secon en dat is net zo’n grote schurk als, ‘Asterix.’ De politie kan zonder aanklacht, niets doen, tenzij er echt slachtoffers vallen.” “Dus er moeten eerst mensen sneuvelen?” Johan begrijpt er niets meer van en “schuwt zich af.” “Afschuwelijk en ergerlijk,” brult hij dan ook en zegt, “ik ga even een ‘luchie’ scheppen.” Mariëtte en Maurice volgen hem. Als ze de tuin inlopen zien ze dat “Asterix en Obelisk” er nog steeds staan. Ze stonden blijkbaar te wachten op het autootje, dat nu bij hen stopt.

Twee mannen, ook gedost in oorlogskleuren afgedekt met feestelijk gekleurde hesjes, stappen uit. “Zie dat nou toch eens” zegt Mariëtte met oprechte verbazing, “Wat een innige begroeting voor zulke stoere mannen. Zij vliegen die andere mannen om de nek en kussen ze wel twee keer links en rechts, alsof het lekkere meiden zijn.” De kleinste man die zich het eerste weet los te wurmen uit de begroetingsceremonie, lijkt op een karikatuur van Sarkozy met een enorme neus, waarop Mariëtte gelijk zegt, “Le Petit Cyrano.” De andere man lijkt meer op een soort Rambo. Hij heeft een rebellenhoofddoekje om en een gigantisch survivalmes aan zijn riem hangen. Na het knuffelen is het tijd voor een toast. “Cyrano” trekt een fles uit zijn ransel een lalt met luide stem, “c’est pour se rechauffer”. Nu als ze het in Frankrijk gaan hebben over een opwarmertje, kun je gerust aannemen dat ze dan geen kop snert bedoelen. De fles gaat van hand tot hand, alsof de guerilleros deelnemen aan het avondmaal. Na een stuk of drie opwarmertjes, hebben ze het lef om het “donkere bos” in te gaan.

Het blijft, los van wat schoten ver bij het bos vandaan, ongeveer een kwartier stil in het bos. Dan knallen er snel achter elkaar een serie schoten. Honderden vogels vliegen verschrikt op. Een reetje komt in paniek het bos uit rennen, aarzelt even, kijkt met grote schrikogen rond en stuift dan het bos weer in. Er klinken, heel dichtbij, weer een zestal “kanon”schoten. Maurice en Johan kijken elkaar aan en zeggen in bijna in volmaakte stereo, “je zus het lijkt wel een heel leger!” “Nee, in godsnaam, niet dat reetje hè,” verzucht Mariëtte. Daarna is het weer minutenlang stil in het bos. Wat zou er gebeurd zijn? Ze horen de jagers schreeuwen, maar er is niet uit op te maken wat er precies aan de hand is. Er schijnt wel iets geschoten te zijn. Maar wat dat is, blijft onduidelijk. Als de mannen na verloop van tijd, stoer verhalend het bos uit komen, komt er een grote luxe terreinwagen aanrijden.

“Dat is Secon, de eigenaar van het domein,”  zegt Maurice. De auto stopt bij het opgewonden viertal. Secon stapt uit en Mariëtte slaakt een onderdrukt kreetje en zegt zacht, “maar dat is Crocodile Dundee.” Als het gebruikelijke begroetingsceremonieel, tussen de mannen, is afgelopen, wil Secon weten wat de buit is. “Asterix, Obelisk, Rambo en Le Petit Cyrano halen trots en met veel bravour de kadavers uit hun weitassen. Twee myxomatose konijnen en drie merels. De konijnen, zijn zwaar getekend, slechte vacht, ontstoken ogen en zien er erg onappetijtelijk uit. Als je ze zou zien liggen bij de traiteur, dan zou je onmiddellijk de warenwet erop af sturen. Maurice zegt spottend en met een hoofdknik in de richting van de jagers, “misschien zijn ze toch nog een klein beetje humaan, want ze hebben die twee arme zieke konijntjes uit hun lijden verlost.”


Geen opmerkingen:

Een reactie posten